H3 Spelling Schrijfwijze van getallen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

H3 Spelling: schrijfwijze van getallen

H1 Spelling: trema, apostrof, accent en cedille. 

H2 Spelling: zelfstandig gebruikte telwoorden en zelfstandig gebruikte bijvoeglijk naamwoorden

- Je leert over de schrijfwijze van getallen. 

- Je weet wanneer je getallen in letters of cijfers moet schrijven. 

- Je weet hoe werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken.

Wat zijn getallen? 

Het gebruik van letters bij getallen.

Het gebruik van cijfers bij getallen. 

Nederlands H3 Spelling, blz. 98-101

Opdracht 1 t/m 11

Hoe ging het? 

Getallen

Getallen schrijf je soms in cijfers en soms in letters. 

Daar zijn spellingsregels voor.

Schrijfwijze getallen

Cijfers

Je schrijft getallen in cijfers voor: 

• getallen boven de twintig: 22, 45, 67
• maten: 4 meter
• gewichten: 6 kilogram
• telefoonnummers: 06-12345678
• bedragen: € 5,-  / 6 euro
• data: 1 mei 2023
• exacte tijdstippen: 17:00 uur
• percentages: 50%

Theorie uitgebreid op een rij:

Wanneer schrijf je getallen in letters/woorden?

1. voor hele getallen van één tot en met twintig (vier, dertien, etc.);

2. Voor de woorden tientallen tot honderd; vijftig, zeventig, negenennegentig

3. Voor de woorden: honderdtallen tot duizend; achthonderd, tweehonderd

4. Voor de woorden: duizendtallen tot tienduizend; tienduizend, zesduizend

5. Voor de woorden: honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen; 

6. Voor de rangtelwoorden van de hierboven genoemde getallen: twaalfde, zeventigste, moljoenste

Klik de goede spelling van de getallen aan.

1. Gelukkig lagen er nog wel meer dan 50 zakken!
2. Gelukkig lagen er nog wel meer dan vijftig zakken!

want:

Het is een tiental (tot honderd). 

Wat is de juiste spelling van getallen in de zin. 

Ik kreeg een bon van ______ euro.

1. 10
2. tien

want:

het is een bedrag

Welke getallen zijn op de juiste manier genoteerd?

1. acht, achthonderd
2. 8, achthonderd
3. acht, 8 honderd
4. 8, 8 honderd

want:

het is een heel getal tussen de één en de twintig

het is een honderdtal

GETALLEN
Voor dit spel heb je .......... kaarten nodig.

1. 32
2. tweeëndertig

want:

het is niet een getal tussen de een en twintig

En, het valt niet onder de tientallen tot honderd

(het is namelijk niet 30 of 40, maar 32)

Stelling:
Je gebruikt letters voor hele getallen van één tot en met dertig.

1. waar
2. niet waar

want:

niet waar: het is een hele getal tussen de één en de twintig

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?

1. Daarna heb ik tot ’s avonds 18:00 uur niets meer gegeten.
2. Daarna heb ik tot ’s avonds zes uur niets meer gegeten.

want:

het is een exacte tijdstip

Klik de goede spelling van de getallen aan.

1. Een pak suiker weegt 2 kilogram.
2. Een pak suiker weegt twee kilogram.
3. Een pak suiker weeg 2 kg.
4. Een pak suiker weegt twee kg.

Want:

we schrijven cijfers bij maten en in geschreven taal maten voluit (bij wiskunde en rekenen korten we wél af)

Wanneer gebruik je cijfers?

1. getallen boven de 20, uitgezonderd tien- en honderdtallen
2. voor tientallen tot honderd.

Klik de goede spelling van de getallen aan.

1. Nu zijn ze maar 1 euro 50.
2. Nu zijn ze maar een euro vijftig.

Getallen tot en met het woord 'duizend' schrijf je aan elkaar.
Dus: achthonderd, maar vijf duizend gesneuvelden

1. Waar
2. Niet Waar

Wat is de juiste schrijfwijze van de getallen in de zin?

1. Mijn tweede broertje at er 23.
2. Mijn 2e broertje at er 23.
3. Mijn 2e broertje at er drieëntwintig.
4. Mijn tweede broertje at er drieëntwintig.

want:

het is niet een getal tussen de een en twintig.

En, het valt niet onder de tientallen tot honderd

(het is namelijk niet 20 of 30, maar 23)

Van de 44 reizigers waren er twaalf ziek geworden.

1. getallen zijn goed gespeld
2. twaalf moet 12 zijn
3. 44 moet vierenveertig zijn

Welke getallen mag je in cijfers uitschrijven?

1. alle getallen
2. alleen tijden
3. alleen telefoonnummers
4. verwijzingen naar maten, gewichten en bedragen

Getallen onder de twintig moet je uitschrijven in woorden.

1. Waar
2. Niet waar

Maken

Opdracht 1 t/m 11