Comparison

Vergelijkingen (Comparisons)
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vergelijkingen (Comparisons)

Slide 1 - Slide

2
woorden die eindigen op -e
Bij de overtreffende trap komt er een -st achter het woord
a large dog
a larger dog
the largest dog

Slide 2 - Slide

in het Engels zet je dan -er achter het woord 
small - smaller
fast - faster
high - higher
       small           smaller

Slide 3 - Slide

er zijn ook lange bijvoeglijke naamwoorden. Deze hebben 3 of meer lettergrepen
  • beautiful
  • intelligent
  • wonderful
  • exciting
  • difficult

Slide 4 - Slide

Bij deze lange woorden maak je de vergrotende trap door more voor het woord te zetten
  • more beautiful
  • more intelligent
  • more wonderful
  • more exciting

Slide 5 - Slide

Deze rijtjes moet je uit je hoofd leren :


  • much/many - more - most
  • little/ few - less - least
  • bad - worse - worst
  • good - better - best

Slide 6 - Slide

Here is Emily. She's six years old. Her brother is nine, so he is...........
A
old
B
older
C
olden
D
oldest

Slide 7 - Quiz

This magazine is cheap, but that
one is...........
A
cheaper
B
cheaping
C
cheap
D
cheapest

Slide 8 - Quiz

Vul het goede antwoord in:
She is (smart).... than her brother

Slide 9 - Open question

Vul het goede antwoord in:
You won the lottery? You must be the ………………… (lucky) person in the world.

Slide 10 - Open question

Oh no, this is my ............ nightmare!
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 11 - Quiz

This is .............
exercise on the worksheet.
A
the difficultest
B
the most difficult
C
the most difficultest
D
the more difficulter

Slide 12 - Quiz