3.2 Democratie in Nederland

Burgers en stoommachines
Democratie in Nederland
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Burgers en stoommachines
Democratie in Nederland

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen deze les?
Herhaling vorige par. met quizvragen.

Uitleg bij 3.2
Huiswerk volgende les:
lz + m Par. 3.2
TB blz. 43 - 45
Online opdr. 1 t/m 6






Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
  • hoe Nederland vanaf 1815 werd bestuurd
  • wat veranderde door de grondwet van 1848
  • hoe het kiesrecht werd uitgebreid

Slide 3 - Slide

This item has no instructions




Kenmerkend aspect bij deze paragraaf: het ontstaan van een parlementair stelsel en de toename van volksinvloed.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk bespreken

  • Huiswerk controle
  • Opdrachten klassikaal bespreken
     Opdracht 2, 4, 6 en 7. 

    

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ijzeren ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
industrie
C
diensten

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

In welke beroepen begon de Industriele revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1740, sneller weven?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het weefgetouw

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Het koninkrijk der Nederlanden

  • Na de Franse tijd van Napoleon, wilden de Europese machthebbers dat er een sterk land ten noorden van Frankrijk zou komen
  • Nederland, België en Luxemburg moesten daarom samen één land vormen
  • Willem I (zoon van de laatste stadhouder Willem V) werd 
     de koning in deze constitutionele monarchie

Slide 14 - Slide

constitutionele monarchie
constitutie = grondwet
monarchie = een monarch (iemand die door erfopvolging aan de macht is gekomen, bijv. een koning of keizer) is aan de macht.
Nederland is een constitutionele monarchie d.w.z. een koninkrijk waarbij de macht van de koning beperkt wordt door een grondwet.

Slide 15 - Slide

Parlement = Staten-Generaal = Eerste Kamer + Tweede Kamer

Edelen en rijke burgers konden via het Kiescollege enige invloed uitoefenen, maar het "gekozen" parlement moest formeel wetten goedkeuren en had weinig inbreng. 
De koning had volgens de grondwet (=constitutie) heel veel macht.
Hij was niet alleen staatshoofd, maar regeringsleider. Hij benoemde en ontsloeg de ministers, die moesten hem gehoorzamen.
Ook besliste de koning over het leger, buitenlandse politiek en de kolonies. 
Hij hoefde geen verantwoording af te leggen aan het parlement over de financiën. 

Belgische Revolutie
1830



Tijdens de viering van de verjaardag van koning Willem I in Brussel, 
slaat de vlam in de pan en komt het volk in opstand.

Ruim een maand later roepen de Belgen hun onafhankelijkheid uit

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

1830-1839: België wordt onafhankelijk
Oorzaken:
  • Nederlands officiële taal

  • Protestantse geloof is de staatsgodsdienst die is ingevoerd door Willem I: België is grotendeels katholiek 

  • Belangrijke banen vaak in handen van Nederlanders

  • Nederland wordt voorgetrokken

Slide 17 - Slide

This item has no instructions


Onrust in 1848

  • De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
  • Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.
  • Er breken rellen uit in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en 
     Italië

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

De nieuwe grondwet
  • Thorbecke adviseerde Willem II, de koning van Nederland, om een democratische verandering door te voeren
  • De koning wilde hier eerst niets van weten, maar wanneer er ook in Nederland rellen uit breken gaat hij toch akkoord
  • Niet de koning, maar de ministers maken voortaan de wetten. En deze worden gecontroleerd door het parlement dat door de bevolking wordt gekozen = parlementair stelsel

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

Koning blijft staatshoofd, maar de minister-president (=premier) wordt de regeringsleider. Hij voert de ministers (=ministerraad = Kabinet) aan. 
Tweede Kamer gekozen door het volk.
Eerste Kamer wordt indirect gekozen door het volk via de Provinciale Staten.

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Geen democratie
  • Met de nieuwe grondwet kon nog niet iedereen stemmen, alleen de mensen die voldoende belasting betaalden mochten stemmen

  • Dit waren dus de mensen met veel geld, en zij waren vaak liberaal

  • Veel liberalen waren bang dat het volk hun stem zou gebruiken om de rijkdommen van de liberalen af te pakken

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

De straat op!
  • De meeste socialisten waren voorstander van algemeen kiesrecht

  • Zij wisten dat zij dan veel meer stemmen zouden krijgen dan de liberalen

  • in 1917 kwam er algemeen mannenkiesrecht

  • in 1919 kwam er ook algemeen kiesrecht voor vrouwen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

We lezen samen !



Het bestuur van Nederland      
                      Bladzijde 43 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk volgende les
lz + m par. 3.2




Hup Willem II!

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

  Huiswerk voor de volgende les:
lz + m par. 3.2
TB blz. 43 - 45
online opdracht 1 t/m 6
Voorbereiden par. 3.3 in je Cornell-aantekenschrift.
  • Kijk bij het huiswerk maken ook naar de tip onder de vraag.
  • Verbeter de opdrachten als je bij controle ziet dat je antwoord niet goed is.
  • Maak evt. extra opdrachten die je krijgt om de stof beter te begrijpen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 28 - Open question

This item has no instructions