9.5 Bloed en orgaandonatie

Bloed en orgaandonatie
VWO 2
Paragraaf 9.5
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bloed en orgaandonatie
VWO 2
Paragraaf 9.5

Slide 1 - Slide

Het 'biologische momentje' van de dag...
Hoeveel komt je bloedgroep voor?
In NL: 47% van de Nederlanders heeft bloedgroep 0. Daarna komt bloedgroep A met ongeveer 42%, bloedgroep B met 8% en slechts 3% van de Nederlanders heeft bloedgroep AB.

Wereldwijd: AB- = 0,45% van de wereldbevolking, gevolgd door B- = 1,39%, A- = 3,52%, bloedgroep 0- = 4,33%. Daarna AB+ 5,06%. Dan B+ = 20,59%, A+ = 28,27% en het vaakst voorkomende is 0 + = 36,44%.

Bloedgroepen zijn erfelijk. Beide ouders geven A, B of 0 door. Sommige groepen zijn dominant ten opzichte van andere groepen. Bloedgroep 0 is ondergeschikt aan A en B.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Herhaling vorige les a.d.h.v. 8 vragen
- Uitleg nieuwe stof paragraaf 9.5
- terugblik op boekje 'leren over vaccineren'.
(volgende week bespreken)

Groep A: werken met microscopie
Groep B: werken aan opdrachten paragraaf 9.5

Slide 3 - Slide

Herhaling vorige les
a.d.h.v. 8 vragen

Slide 4 - Slide

Welke ziekteverwekker veroorzaakt meningokokken ziekte?
A
Bacterie
B
Virus
C
Schimmel

Slide 5 - Quiz

Vaccineren is een voorbeeld van
A
Actieve immuniteit
B
Natuurlijke immuniteit
C
Passieve immuniteit
D
Kunstmatige immuniteit

Slide 6 - Quiz

Antigif krijgen is een voorbeeld van:
A
Kunstmatige, passieve immuniteit
B
Kunstmatige actieve immuniteit
C
Natuurlijke, passieve immuniteit
D
Natuurlijke actieve immuniteit

Slide 7 - Quiz

Een baby krijgt beschermende stoffen binnen met de moedermelk.
A
Actieve natuurlijke immuniteit
B
Actieve kunstmatige immuniteit
C
Passieve natuurlijke immuniteit
D
Passieve kunstmatige immuniteit

Slide 8 - Quiz

Antistof
Ziekteverwekker
Antigenen
Antistofcel
Vreetcel

Slide 9 - Drag question

Wat zijn de genummerde delen in de afbeelding?
A
1 antistof 2 ziekteverwekker 3 antigeen
B
1 antigeen 2 ziekteverwekker 3 antistof
C
1 ziekteverwekker 2 antistof 3 antigeen
D
1 antigeen 2 antistof 3 ziekteverwekker

Slide 10 - Quiz


Wat zit er in een prik bij een vaccin? 
A
Antistoffen tegen de ziekteverwekkers
B
Antigenen tegen de ziekteverwekker
C
Antigenen van de ziekteverwekker
D
Antistoffen van de ziekteverwekker

Slide 11 - Quiz

Welke ziekteverwekker kan een ontsteking veroorzaken?
A
Bacterie
B
Schimmel
C
Virus
D
Parasiet

Slide 12 - Quiz

Nieuwe uitleg:
Paragraaf 9.5

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Bloedtransfusie:
Bloed vrijwillig verkregen van een donor via bloedbank Sanquin (getest).

Wat te gebruiken:
- rode bloedcellen;
   (hemoglobine bij ongeval of bloedarmoede)
- bloedplasma;
  (brandwonden of hemofilie = bloedstolling)
- bloedplaatjes;
  (leukemie - tekort aan bloedplaatjes leidt tot
   bloedingen)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Bloedgroepen:
  • Celmembranen bevatten antigenen
      (bloedfactoren).
  • Antigeen A en antigeen B.


  • Antistoffen bevinden zich in het
     bloedplasma.
  • Het bloedplasma bevat antistoffen tegen
     de antigenen die niet op de rode
     bloedcellen voorkomen.
  • Er zijn vier bloedgroepen: A, B, AB, en 0
     (nul).




Slide 17 - Slide

Wie krijgt van wie?
AB = universele ontvanger.
0 = universele donor.

Match donor - ontvanger.

Foute donor? Klontering bloed = verstoppingen.
- Rode bloedcellen knappen in bloedvaten kapot.
- Hemoglobine komt in het bloedplasma terecht.
- Kan hersenen/nieren beschadigen.



 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wat mag je allemaal
doneren bij leven?

Slide 20 - Mind map

Orgaantransplantatie:
  • Doneren bij leven/overlijden.
  • Criteria:
    - jonger dan 81 jaar. evt. nieren nog wel mogelijk.
    - < 24 uur overleden.
    - geen infectieziekte of chemo tijdens overlijden.
  • Chronische zieke patiënten (of HIV) alleen in nood.
  • Weefseldonatie: huid, hoornvliezen, botweefsel (merg), peesweefsel, hartkleppen, bloedvaten.
  • Orgaandonatie: hart, longen, lever, dunne darm, alvleesklier en nieren.
  • Overige donatie: Nieren, bloed, weefsel (bijv. beenmerg), moedermelk en sperma.
  • Weefselbank: bewerken, bewaren en aanbieden van weefsels.


Slide 21 - Slide

Heartbeating of non-heartbeating:
  • Heartbeating donatie (voorkeur):
     Donor is hersendood is met circulatie op IC. Circulatie pas stop gezet na
     donatie. 

  • Non-Heartbeating donor:
      donor is overleden. Geen circulatie. Donatie van hart en dunne darm is
      niet meer mogelijk.

  • Organen kunnen maar korte tijd zonder circulatie. Gem. 1 tot 2 uur.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Donor zijn: 
Nieuwe donor wet: Bij geen keuze 'geen bezwaar'. Registeren mag vanaf je 12e. 
Transplantatie:
 1. Donorherkenning: persoon geschikte donor?
2. Donorregister raadplegen.
3. Donatie beslissen: nabestaanden vragen
4. Donorevaluatie en Donorbehandeling: welke patiënt welk orgaan?
5. Donoroperatie: O.K. of mortuarium
6. Nazorg: nabestaanden + patiënt (medicatie).

Transplantatie afhankelijk van: bloedgroep, overeenkomst weefseltype.
Activeren immuunsysteem voorkomen (afstoting verkleinen). 

Slide 24 - Slide

Klaar met de uitleg:
- Nog vragen over 9.5?

Volgende week:
- bespreken boekje 'leren over vaccineren'.
- stellingen orgaandonatie.
- practicum bloedgroepen (synthetisch).

Overige 40 min:
Groep A: microscopie bloedcellen - ziektes
Groep B: zelfstandig werken aan online opdrachten paragraaf 9.5 (HW)

Slide 25 - Slide