Natuur en klimaat in Frankrijk en Europa

Natuur en klimaat in Frankrijk en Europa
1 / 52
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Natuur en klimaat in Frankrijk en Europa

Slide 1 - Slide

Doel

Je kunt klimaten binnen Frankrijk beschrijven

Je kent de natuurlijke zones in Europa

Je kunt klimaten binnen Europa beschrijven

Je kunt de verschillen in klimaat en plantengroei binnen Europa verklaren

Je kunt klimaatdiagrammen tekenen en benoemen


Slide 2 - Slide

Doel

Je kent de basisbegrippen: wijngrens, mediterrane plantengroei, breedteligging, aanlandige en aflandige wind, zeestroom

Basisboek:
Breedteligging en temperatuur, temperatuur boven land en boven zee, ligging van de bergen, hoogteligging en temperatuur

Slide 3 - Slide

Klimaat en natuurlijke zone
Het noorden van Frankrijk is veel natter dan het zuiden.
Het noorden is ook koeler dan het zuiden.
Klimaatverschillen hebben invloed op de plantengroei.
Dwars door Frankrijk loopt de wijngrens.
Die wijngrens is de lijn die het gebied begrenst waar druiven verbouwd kunnen worden.


Slide 4 - Slide

Wijngrens

Ten noorden van de wijngrens is het te koud voor druiven

Ook zijn er verschillen als je de natuurlijke plantngroei van het zuiden naar het noorden vergelijkt.

Toch ligt bijna heel Frankrijk in de

natuurlijke zone van de loofboomgordel

Slide 5 - Slide

Golfstroom & westenwind
- Temperatuurverschillen door invloed van de zee.
- Zeestromen onstaan doordat de wind lange tijd uit één richting waait.
- De golfstroom brengt warm water vanuit Mexico naar Europa.

Slide 6 - Slide

Klimaat in Europa

Frankrijk heeft een zeeklimaat

Dat klimaat komt in een groot deel van Europa voor

Als je naar het noorden, zuiden, oosten of westen reist kom je andere klimaten tegen.

In het noorden is het klimaat een stuk kouder; in het zuiden warmer

Slide 7 - Slide

Verschillen

Verschillen tussen oost en west

Frankrijk en de rest van West-Europa liggen dicht bij of aan zee.

Zeewind zorgt voor veel neerslag

De zee zorgt ervoor dat er geen grote temperatuurverschillen zijn tussen zomer en wniter

De zee-invloed  naar het oosten wordt wel steeds minder.

Slide 8 - Slide

Natuurlijke zones in Europa

Als je vanuit Frankrijk steeds verder naar het noorden reist, wordt het steeds kouder

Dat heeft gevolgen voor de plantengroei.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Plantengroei

Zomertemperatuur tussen 10°C en 15°C:

te koud voor loofbomen   >>>>  zone van de taiga


In het uiterste noorden van Europa is het nog kouder;

de gemiddelde temperatuur komt daar niet boven de  10°C

te koud voor boomgroei   >>>>   zone van de toendra








Slide 13 - Slide

Mediterrane plantengroei

In het zuiden van Europa is het in de zomer droog en warm

Temperaturen kunnen tot boven de 40°C komen

Plantengroei is aangepast

>>>>>  zone van de mediterrane plantengroei

(bijv. olijfbomen, kurkeiken).

Slide 14 - Slide

Golfstroom & westenwind
- Boven het relatief warme zeewater is de lucht ook warmer.
- De wind in West- en Noord-Europa is aanlandig en daarom is het er niet zo koud in de winter. Zomers is het andersom.
- Hoe verder van de kust, des te kleiner de invloed van de zee. In het binnenland zijn de temperatuurverschillen groter.


Slide 15 - Slide

Poolnacht & midzomernacht
- Hammerfest (Noorwegen), ligt binnen de poolcirkel.
- Door de golfstroom is het er niet heel erg koud.
- Poolnacht, eind november tot en met eind januari.
- Midzomernacht, half mei tot eind juli.

Slide 16 - Slide

Vorm en reliëf van Europa
- Het belangrijkste hooggebergte zijn de Alpen, de Mont Blanc heeft de hoogste top, hier ligt eeuwige sneeuw.
- Tussen het hooggebergte en het laagland ligt veel reliëf.
- Europa is een schiereiland, dat is opgebouwd uit eilanden en andere schiereilanden. 
- De zee kan via de inhammen diep naar binnen dringen. Zo’n kust heet een gelede kust.

Slide 17 - Slide

Wanneer ligt een plaats op hoge breedte?
A
Als het op minstens 30º van de evenaar ligt
B
Als het op minstens 50º van de evenaar ligt
C
Als het op minstens 40º van de evenaar ligt
D
Als het op minstens 60º van de evenaar ligt

Slide 18 - Quiz

Wanneer is de poolnacht op de Noordpool?
A
Eind mei tot half juli
B
Begin april tot half mei
C
Eind november tot en met eind januari
D
Eind september tot en met eind december

Slide 19 - Quiz

Van welk klimaat is hooggebergte een kenmerk?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Hooggebergteklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 20 - Quiz

Welk kenmerk van aanlandige wind is juist?
A
In de zomer is aanlandige wind warm.
B
Aanlandige wind waait vanaf het land naar zee.
C
In de winter is aanlandige wind koud.
D
In de winter is aanlandige wind warm.

Slide 21 - Quiz

Als je 100 meter omhoog gaat, en het was 10ºC, hoe warm is het nu?
A
10,6ºC
B
16ºC
C
9,4ºC
D
4ºC

Slide 22 - Quiz

 Europa: klimaten en begroeiing

Slide 23 - Slide

Welk klimaat heeft Nederland?
A
Toendraklimaat
B
Zeeklimaat
C
Hooggebergte
D
Landklimaat

Slide 24 - Quiz

Zeeklimaat
- Het zeeklimaat komt in een groot deel van Europa voor.    Kenmerken: het hele jaar door neerslag en gematigde temperatuur. In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.

Slide 25 - Slide

Middellandse Zeeklimaat
- Het Middellandse Zeeklimaat, in het zuiden van Europa, is gemiddeld iets warmer en in de zomer veel droger.
- Gebieden waar bijna geen neerslag valt kennen droge klimaten.

Slide 26 - Slide

Wat geeft de rode lijn aan in een klimaatgrafiek?
A
De hoeveelheid neerslag in mm.
B
Het aantal graden Celsius.
C
De hoeveelheid neerlag in liter.
D
Het aantal graden in mm.

Slide 27 - Quiz

Landklimaat
- Ver van de kust neemt de invloed van de zee af. De gemiddelde zomertemperatuur gaat omhoog en de gemiddelde wintertemperatuur gaat naar beneden. Zonder aanlandige wind warmt het land sterk op in de zomer en koelt het snel af in de winter. 
- De gemiddelde wintertemperatuur van het landklimaat ligt tussen -3 ºC en -10 ºC.
-De overgang van het zeeklimaat naar het landklimaat gaat geleidelijk.

Slide 28 - Slide

Toendra klimaat
- Gebieden op hoge breedte, waar de gemiddelde temperatuur altijd onder -10°C is, hebben een toendraklimaat. Die zomertemperatuur is de boomgrens en de grens tussen het landklimaat en het toendraklimaat. 
- In deze landschapszone in de poolstreken groeien mossen, grassen en lage struiken.
- Het kan nog kouder: in het sneeuwklimaat zijn de gemiddelde maandtemperaturen altijd onder nul. Er groeit niets.

Slide 29 - Slide

Hoogtegordels
- Boven op de berg ligt eeuwige sneeuw.
- Hieronder vind je de rotsgordel.
- Daaronder ligt de Alpenweide.
- Bijna beneden zijn de naaldbomen te vinden.
- Helemaal onderaan zijn de loofbomen te vinden.

Slide 30 - Slide

Wat is de derde hoogtegordel?
A
Loofbomen
B
Rotsgordel
C
Alpenweide
D
Naaldbomen

Slide 31 - Quiz

Het Rhônedal
- De Rhône ontspringt in de Alpen als gletsjerrivier.  
- In het Rhonedal, bij de stad Sion (500m) zijn de zomers warm en de winters mild, er is daar een zeeklimaat. Hoger in de bergen (1.600m) liggen wintersportplaatsen, daar vriest het bijna elke dag in de winter. Daar heerst een landklimaat. Nog veel hoger vind je het hooggebergteklimaat.
- Verschillen in klimaat en reliëf hebben invloed op de bewoning en het bodemgebruik.
- Het dal van de Rhône heeft steile hellingen, maar de de bodem is vlak. In combinatie met het zeeklimaat is het erg geschikt voor landbouw.
- In de zijdalen komt in de zomer veeteelt voor op de alpenweide, in de
winter en zomer veel toerisme.

Slide 32 - Slide

Welk klimaat is te vinden in het dal van de Rhône?
A
Zeeklimaat
B
Sneeuwklimaat
C
Landklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 33 - Quiz

Klimaatverschillen
- In de Alpen wonen weinig mensen en is er een hooggebergteklimaat. Maar als je uitzoomt zie je verschillen.
- In het Rhonedal, bij de stad Sion (500m) zijn de zomers warm en de winters mild, er is daar een zeeklimaat. Hoger in de bergen (1.600m) liggen wintersportplaatsen, daar vriest het bijna elke dag in de winter. Daar heerst een landklimaat. Nog veel hoger vind je het hooggebergteklimaat.

Slide 34 - Slide

Bodemgebruik & bewoning
- Verschillen in klimaat en reliëf hebben invloed op de bewoning en het bodemgebruik.
Het dal van de Rhône heeft steile hellingen, maar de de bodem is vlak. In combinatie met het zeeklimaat is het erg geschikt voor landbouw.
- In de zijdalen komt in de zomer veeteelt voor op de alpenweide, in de
winter en zomer veel toerisme.

Slide 35 - Slide

 Klimaatverandering in Europa

Een klimaat beschrijft het gemiddelde weer over een periode van 30 tot 40 jaar. Als je perioden van zo’n 30 jaar met elkaar vergelijkt, zie je verschillen in temperatuur en neerslag.

Dit is klimaatverandering.

Slide 36 - Slide

De temperatuurstijging heeft gevolgen voor de hoeveelheid landijs en voor de zeespiegel.
De gletsjer is in bijna 100 jaar verdwenen. De oorzaken zijn temperatuurstijging en minder sneeuw.

Slide 37 - Slide

Zeespiegelstijging
  1. Gletsjers in berggebieden en landijs op Groenland en Antarctica smelten. Er komt daardoor meer water in de oceanen terecht. 
     2. Het zeewater wordt door hogere temperaturen ook iets warmer. Warmer water zet uit en neemt meer ruimte in beslag. Dit is de belangrijkste oorzaak van zeespiegelstijging.


Slide 38 - Slide

ijstijden
Mensen spelen een grote rol in klimaatverandering. Door fossiele brandstoffen te verbranden wordt het natuurlijke broeikaseffect versterkt: het versterkte broeikaseffect.

Ook zonder menselijke invloed verandert het klimaat dus. Nu wordt het warmer, in de ijstijden van duizenden jaren geleden werd het juist kouder.

In ijstijden wordt veel water opgeslagen in de vorm van ijs en sneeuw. Daardoor is er minder water in de zee: de zeespiegel daalt. In de laatste ijstijd kon je daardoor wandelen van Nederland naar Engeland.

Slide 39 - Slide

Wat is de snelheid van een gletsjer?
A
30 tot 40 meter per dag
B
10 tot 20 meter per week
C
20 tot 50 meter per week
D
40 tot 50 meter per jaar

Slide 40 - Quiz

De laatste 10!

Slide 41 - Slide

Wat is het aller koudste klimaat?
A
Zeeklimaat
B
Toendraklimaat
C
Sneeuwklimaat
D
Landklimaat

Slide 42 - Quiz

Wat is de bovenste hoogtegordel?
A
Naaldbomen
B
Eeuwige sneeuw
C
Loofbomen
D
Alpenweide

Slide 43 - Quiz

Welk kenmerk van het zeeklimaat is juist?
A
In de zomer komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
B
In de lente komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
C
In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
D
In de herfst komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.

Slide 44 - Quiz

Wat betekenen de blauwe balkjes in een klimaatgrafiek?
A
De neerslag in mm.
B
De neerslag in liters.
C
De temperatuur in graden Celsius.
D
De temperatuur in meters.

Slide 45 - Quiz

Wat is de begroeiing in het toendraklimaat?
A
Loofbomen
B
Er groeit helemaal niks.
C
Naaldbomen
D
Lage struikjes, mossen en grassen.

Slide 46 - Quiz

Hoeveel graden Celsius daalt de temperatuur per 100 m?
A
0,6°C.
B
6°C
C
1°C
D
3°C

Slide 47 - Quiz

Hoe noemen we de lucht om ons heen?
A
Ozonlaag
B
Zuurstof
C
Dampkring
D
Koolstofdioxide

Slide 48 - Quiz

Vanaf waar neemt de golfstroom warm water mee naar Europa?
A
Afrika
B
Canada
C
China
D
De golf van Mexico

Slide 49 - Quiz

Op welke breedte ligt Nederland?
A
Hoge breedte
B
Gematigde breedte
C
Lage breedte
D
Zuiderbreedte

Slide 50 - Quiz

Wat groeit er in een gemengd woud?
A
Naaldbomen en loofbomen
B
Struiken
C
Mossen en grassen
D
Er groeit niets in een gemengd woud

Slide 51 - Quiz

Huiswerk 13 juni 2017

H6.2

Opdr. 1 t/m 11

Slide 52 - Slide