Naamvallen intro der- en ein-groep

Die Fälle
Intro Der- und Ein-Gruppe
1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Die Fälle
Intro Der- und Ein-Gruppe

Slide 1 - Slide

Naamvallen
Een naamval kan door een aantal dingen bepaald worden:

- een voorzetsel 
- het zinsdeel (ontleden)

Slide 2 - Slide

Voorzetsels 3e naamval

Slide 3 - Mind map

Voorzetsels 4e naamval

Slide 4 - Mind map

Stappenplan ontleden
1. Vind de persoonsvorm (en het gezegde): vraagproef
2. Vind het onderwerp: wie of wat + gezegde?
3. Vind het lijdend voorwerp: wie of wat + gezegde + onderwerp?
4. Vind het meewerkend voorwerp: (aan/voor) wie of wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Voorbeeld: Wij geven het cadeau aan de kinderen

Slide 5 - Slide

Der-Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1. der
die
das
die
3. dem
der
dem
den +n
4. den
die
das
die

Slide 6 - Slide

Wir geben … Mädchen (o) … Ring (m).

A
das, den
B
dem, den
C
die, der
D
der, dem

Slide 7 - Quiz

Wir schreiben ... Kinder... einen Brief.

A
die Kinder
B
die Kindern
C
den Kinder
D
den Kindern

Slide 8 - Quiz

Ein-Gruppe
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1
ein
eine
ein
keine
3
einem
einer
einem
keinen +n
4
einen
eine
ein
keine

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden (b.v. mein, dein, sein, ihr, enz.) horen bij de
A
der-groep
B
ein-groep

Slide 11 - Quiz

Der Trabi fährt gegen ein___________ Baum (m).
A
1e naamval
B
4e naamval

Slide 12 - Quiz

Der Trabi fährt gegen ein___________ Baum (m).
A
ein
B
einen
C
einem

Slide 13 - Quiz

Wähle die richtige Form.

Ich schenke dir ein___ Wein (m) ein.
A
ein
B
einem
C
einen
D
einer

Slide 14 - Quiz

Ein___ Oma
schenkt
ihr___ Sohn
ein__ Tasche (v)
A
Eine, ihrer, ein
B
Einer, ihrer, einem
C
Eine, ihrem, eine
D
Einer, ihren, einen

Slide 15 - Quiz