MTH, leerjaar 1, blok 3, les 4

MTH, blok 3, les 3
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Medisch technisch handelenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

MTH, blok 3, les 3

Slide 1 - Slide

Onderwerpen
  • Audiometrie.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Audiometrie
Audiometrie: meten van het gehoor.
Doel: opsporen van gehoorverlies

Er zijn verschillende manieren om het gehoor te testen.
Vormen:
  • Toonaudiometrie
  • Spraakaudiometrie

Slide 4 - Slide


Bij iedere vorm van gehooronderzoek worden geluiden op verschillende sterktes en toonhoogtes aangeboden, waarbij genoteerd wordt welke geluiden wel en welke niet worden gehoord.  

Dit geeft niet alleen een beeld van de ernst van het gehoorverlies, maar ook van het soort gehoorverlies.

Slide 5 - Slide

Db (decibel): hardheid van het geluid. 

Fluisteren = 30 dB 
Normaal praten = 60 dB 
Schreeuwen = 80 dB 
Vrachtwagen = 90 dB 
Boormachine = 110 dB 

80 dB kan schade aan het slakkenhuis geven.  
Bij 85 dB is bescherming verplicht. 

Slide 6 - Slide

Hz (Herz): toonhoogte. 

Bij de audiometrie is de volgorde:  
1000, 1500, 2000, 4000, 6000, 8000, 250 en 500 Hz. 

De menselijke spraak bevindt zich in 1000, 2000 en 4000 Hz. 

Slide 7 - Slide

Vormen van gehoorverlies
De KNO-arts onderscheidt drie soorten gehoorverlies:

  • Geleidingsgehoorverlies
  • Zenuwgehoorverlies
  • Gemengd gehoorverlies

Slide 8 - Slide

Geleidingsgehoorverlies.
 
Bij afwijkingen in het uitwendig oor of in het middenoor worden de geluiden niet goed naar het slakkenhuis doorgegeven en wordt gesproken over een geleidingsgehoorverlies. 


Slide 9 - Slide

Een geleidingsgehoorverlies (ook wel conductief gehoorverlies genoemd) kan worden veroorzaakt door een aandoening van:  

• de gehoorgang (bijvoorbeeld te veel oorsmeer),  
• het trommelvlies (bijvoorbeeld een gaatje),  
• het middenoor (bijvoorbeeld door ophoping van slijm 
  of pus bij een middenoorontsteking) of  
• de gehoorbeenketen (bijvoorbeeld een onderbreking, 
  otosclerose). 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Zenuwgehoorverlies. 

Bij afwijkingen in het slakkenhuis of de gehoorzenuw wordt gesproken over zenuwgehoorverlies. 

De geluiden klinken dan niet alleen zachter, maar kunnen ook enigszins vervormd worden, waardoor ze soms niet normaal klinken. Harde geluiden kunnen pijnlijk of onaangenaam zijn voor het oor (hyperacusis). 

Slide 12 - Slide

Een zenuwgehoorverlies (ook wel binnenoorverlies, perceptieverlies of zintuigverlies genoemd) kan worden veroorzaakt door een aandoening van: 

• het slakkenhuis (bijvoorbeeld bij ouderdom, 
  doorbloedingsstoornis, infectie), 
• de gehoorzenuw (bijvoorbeeld na 
  hersenvliesontsteking, brughoektumor) of 
• de hersenen. 

Slide 13 - Slide

Gemengd gehoorverlies

Van een gemengd gehoorverlies spreekt men, 
wanneer er zowel een geleidingsgehoorverlies als een zenuwgehoorverlies is. 

Slide 14 - Slide

Toonaudiometrie.
 
Bij iedere patiënt met gehoorproblemen wordt een toonaudiogram afgenomen. Met een zogenaamde audiometer en een koptelefoon worden korte tonen aangeboden. 
Aan de patiënt wordt gevraagd aan te geven of deze worden gehoord. 
De onderzoeker gaat na hoe zacht het geluid gemaakt kan worden om net gehoord te worden. 

Slide 15 - Slide

Toonaudiometrie.

Vaak wordt deze test herhaald met een trilblokje achter het oor. 
Beide oren worden afzonderlijk getest. 

Zo wordt een drempel bepaald van de geluiden van verschillende toonhoogten die nog net worden waargenomen.


Slide 16 - Slide

Drempelaudiometrie.  

Als bij kinderen een verdenking is op perceptief gehoorverlies, dan is het nodig om dit te testen.  
Perceptief gehoorverlies houdt in dat de oorzaak van het gehoorverlies ligt in één van onderstaande:  
• het binnenoor (slakkenhuis);  
• de geleiding door de gehoorzenuw richting de 
  hersenen;  
• het functioneren van de hersenen zelf.  

Slide 17 - Slide

Door middel van drempelaudiometrie kan bij kinderen van 4-19 jaar bepaald worden waar de gehoordrempel voor iedere toonhoogte ligt.  

Bij dit onderzoek wordt iedere toonhoogte in verschillende mate van luidheid, in decibel (dB), aangeboden. 

Zo wordt bepaald tot welke luidheid de toonhoogte nog wordt gehoord. 

Slide 18 - Slide

Spraakaudiometrie.
Bij gehoorverlies neemt ook het vermogen af om gesproken woorden te verstaan.  
We spreken van een afname van het “spraakverstaan”.  

Om er achter te komen hoe groot het verlies aan spraakverstaan nu feitelijk is, krijgt de patiënt via de koptelefoon een reeks losse woorden te horen waarbij gevraagd wordt om zo goed mogelijk na te zeggen wat verstaan is. 

Slide 19 - Slide

Spraakaudiometrie.

Deze woorden worden steeds zachter gemaakt, net zo lang tot er nauwelijks meer iets van wordt verstaan. 

Het is vooral dit spraakaudiogram dat duidelijk maakt of een patiënt baat kan hebben van het gebruik van een hoortoestel. 

Slide 20 - Slide