1. de levenswijze van jagers-verzamelaars;
2. het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen;
3. het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen.
4. de ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat;
5. de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur;
6. de groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde;
7. de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest Europa;
8. de ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische gds. godsdiensten.