H3 Pulsar T3 par 2 deel 1 Weerstanden, Wet van Ohm

3.2
Weerstand 
in de 
natuurkunde

Deel 1
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.2
Weerstand 
in de 
natuurkunde

Deel 1

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Lesdoelen

Na deze les weet je:

  • wat met weerstand bedoeld wordt
  • hoe je kunt rekenen met weerstand
  • wat soortelijke weerstand is

Slide 3 - Slide

weerstand

Slide 4 - Slide

Wat is weerstand

De weerstand is de moeite waarmee elektronen door een apparaat gaan.

Ieder apparaat (en ook stroomdraad) heeft een weerstand.

De weerstand geven we de letter R en het symbool ohm (   ) (Binas tabel 6)


Geleidende materialen hebben een kleine (soortelijke) weerstand (Binas tabel 15).

Isolatoren hebben een grote (soortelijke) weerstand.

Ω

Slide 5 - Slide

Geleider of isolator?
Isolatoren houden de stroom tegen. Ze hebben een grote weerstand. Denk aan kunststoffen, porselein, hout etc. 

Geleiders laten de stroom door. Ze hebben een kleine weerstand. Denk aan metalen als ijzer, koper, aluminium en bijvoorbeeld water. 

Slide 6 - Slide

Geleiders
1
2

Slide 7 - Slide

Geleiders
1
2

Slide 8 - Slide

Isolatoren
2
1

Slide 9 - Slide

Weerstand?
Een geleider heeft een kleine weerstand, een isolator een grote weerstand. 

Maar je kunt ook kunstmatig een weerstand in je stroomkring opnemen. Dit is soms nodig omdat een apparaat anders overbelast zou worden. Wanneer een apparaat overbelast wordt krijgt hij teveel stroom te verwerken en gaat kapot. 

Slide 10 - Slide

Weerstand
De SI eenheid voor elektrische weerstand is Ohm. 

Het symbool hiervoor is: Ω

We zeggen dus bijvoorbeeld: 
Een weerstandje kan een weerstand hebben van 20 ohm. 

Slide 11 - Slide

Sommen oplossen
Gegevens: Hier schrijf je alle gegevens uit de vraag.

Gevraagd: Hier schrijf je wat er gevraagd wordt.

Oplossing: Hier schrijf je de berekening en het antwoord.

Slide 12 - Slide

Nu gaan we oefenen.

Slide 13 - Slide

Weerstand berekenen

Weerstand kun je berekenen. 

R= Weerstand in ohm
U = spanning in volt
I = stroomsterkte in ampere

Slide 14 - Slide

Over een lampje wordt een spanning van 12 V gemeten.
De stroomsterkte is 13 mA.
Wat is de weerstand van het lampje

Slide 15 - Open question

Soortelijke weerstand
Elk materiaal heeft zijn eigen weerstand (zie tabel 15 in de binas)

Voorbeeld koper : 0,017 ohm per meter per mm2

Iedere meter koperdraad met een doorsnede van 1 mm2 heeft dus een weerstand van 0,017 ohm

Is de draad vijf meter lang met dezelfde doorsnede dan is de weerstand 5 * 0,017 = 0,085 ohm

Een koperdraad van 3,0 meter met een doorsnede van 5 mm2 heeft dan dus een weerstand van (3,0 * 0,017 ohm) : 5 = 0,010 ohm

Slide 16 - Slide

Soortelijke weerstand
Dus:
Hoe langer de draad het groter de weerstand (bij een doorsnede van 1 mm2)

Soortelijke weerstand van stof (ohm per meter per mm2) * lengte draad (in meters)

Is de draad dikker ( de doorsnede groter of kleiner dan 1 mm2) dan moet je door de doorsnede delen

(soortelijke weerstand van materiaal * lengte draad) / doorsnede

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

De eenheid van stroomsterkte is:
A
Volt
B
Watt
C
Ampère
D
Ohm

Slide 19 - Quiz

R is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 20 - Quiz

Wat is de wet van Ohm
A
R = I/U
B
R = U/I
C
R = U.I
D
R = P/I

Slide 21 - Quiz

I is het symbool voor?
A
Stroom sterkte
B
Spanning
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 22 - Quiz

Wat is het symbool voor spanning?
A
P
B
U
C
I
D
t

Slide 23 - Quiz

Spanning (U) = 12V
Stroom sterkte (I) = 0,5 A
Wat is de weerstand

A
R= U . I R= 12V x 0,5 A R= 6 ohm
B
R= I/U R = 0,5A / 12V R = 0,042 ohm
C
I = U / R I= 12V /12 ohm I= 1A
D
R = U/I R= 12V /0,5A R=24 ohm

Slide 24 - Quiz

Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampere.
Wat is de weerstand van het apparaat?
A
2,3 ohm
B
2300 ohm
C
23 ohm
D
0,04 ohm

Slide 25 - Quiz

Wat heb je deze les geleerd?
  • Een weerstand houdt de stroom gedeeltelijk tegen. Hierdoor kun je de hoeveelheid stroom bepalen. 
  • De weerstand wordt gemeten in Ohm (Ω). 

Slide 26 - Slide

Rest van het uur:
Lees paragraaf 3.2
Maak opdracht 1 t/m 28



Slide 27 - Slide