Herhalingsles politiek

Herhaling H4 Politiek
  • Quiz
  • Begrippenlijst/samenvatting maken 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Herhaling H4 Politiek
  • Quiz
  • Begrippenlijst/samenvatting maken 

Slide 1 - Slide

https://create.kahoot.it/details/fb5309c1-1dd0-4027-9d10-362d8f042f78
Deze politieke partij is politiek rechts
A
D66
B
VVD
C
PvdA
D
PvdD

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Deze politieke partij is politiek links:
A
VVD
B
PVV
C
Christenunie
D
SP

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is passief kiesrecht?
A
Het recht om te stemmen
B
Het recht om niet te stemmen
C
Het recht om je verkiesbaar te stellen
D
Het recht om te stemmen op wie je wil

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Actief kiesrecht is:
A
het recht om gekozen te worden
B
het recht om te kiezen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wel algemeen belang
Geen algemeen belang
veiligheid op straat
Goede dijken
Mensen vaccineren tegen corona
Goede trein verbindingen
Het hebben van een mobiele telefoon
Hoe laat je thuis mag komen van een feestje

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het parlement?
A
Koning + ministers
B
De koning + de Tweede Kamer
C
De Eerste en de Tweede Kamer
D
Volksvertegenwoordigers van Nederland

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel leden zitten er in het parlement?
A
75
B
100
C
150
D
225

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De taken van het parlement zijn:
- (Mede)wetgeving
A
Controleren van het kabinet
B
Land vertegenwoordigen in het buitenland
C
Regeerakkoord maken
D
Troonrede schrijven

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions


Sleep de politieke partij bij de juiste stroming






Politiek links
Politiek rechts
Politiek midden

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Met de oppositie wordt bedoeld:
A
Alle partijen die samen in de Tweede Kamer zitten.
B
Alle partijen die samen in het kabinet zitten.
C
Alle partijen die niet in het regering zitten.
D
Alle partijen die niet in de Tweede Kamer zitten.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

De regering bestaat uit
Het parlement bestaat uit
De oppositie bestaat uit
Het kabinet wordt benoemd door
Het kabinet bestaat uit
De Eerste en Tweede Kamer
De koning
De koning en de ministers
De ministers en staatssecretarissen
De politieke partijen die niet in de regering zitten

Slide 13 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een coalitie?
A
Twee of meer partijen die samen de regering vormen.
B
Het kabinet
C
Partijen die niet in de regering zitten
D
De oppositie

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Vul de begrippen op de juiste plek in de tekst in.

In nederland hebben alle gemeente een eigen                            De mensen die daarin zitten zijn de                              Zij beslissen wat er moet gebeuren in de gemeente.
De raadsleden horen allemaal bij een politieke                          . Iedereen vind andere dingen belangrijk. Nederland is een democratie dat betekend dat je mag                           op wie je wilt. Hoe meer stemmen een partij krijgt hoe meer ze voor het zeggen hebben.
stemmen
gemeenteraad
partij
raadsleden

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Wat is GEEN taak van de koning?
A
Handtekening zetten onder wetten
B
De troonrede voorlezen
C
Beslissen welke wetten doorgaan
D
ministers benoemen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Op je 18e ga je voor het eerst naar de stembus, hoe heet dit?
A
Passief kiesrecht
B
Actief kiesrecht

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

De taak van de ministers en wethouders is het uitvoeren van wetten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De koning heeft.....
A
Veel macht
B
Vrijwel geen macht
C
Veel te zeggen
D
De belangrijkste positie

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

De koning...
A
Zit niet in de regering, wel in het kabinet.
B
Zit niet in het kabinet en wel in de regering.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions