Een vorm van landbouw waarbij men het milieu probeert tesparen en toch voldoende voedsel te produceren.
- Er zijn geen monoculturen.
- Er wordt vruchtwisseling toegepast;
- Daarbij wordt nooit 2 jaar achter elkaar hetzelfde gewas op een stuk grond verbouwd.
Hierdoor minder kans op insectenplagen en breiden ziekten van het gewas zich minder snel uit.
- Er wordt geen kunstmest gebruikt.
- Er worden geen chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt.
- Dieren hebben de ruimte om los te lopen (scharrelen).
- Open nu je boek op blz. 268 en lees daar de belangrijkste kenmerken.