UL 6.8 (voedselproductie) (2VWO) & thema afronden voor PPW

Planning

- uitleg 6.8
- opdrachten maken 6.8
- begrippenlijst maken 6.8

1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Planning

- uitleg 6.8
- opdrachten maken 6.8
- begrippenlijst maken 6.8

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 6.8 - VOEDSELPRODUCTIE
Ik kan de landbouw in Nederland beschrijven.


Onderzoekers hebben berekend dat er in 2050 meer dan              9 miljard mensen op aarde zijn.
Om al deze mensen te kunnen voeden, zal de voedselproductie moeten verdubbelen. 


                                                   



Slide 2 - Slide

Onder landbouw vallen alle activiteiten waarbij het natuurlijk milieu wordt aangepast voor de productie van voedsel.



Er zijn verschillende soorten landbouw;
akkerbouw                      veeteelt                                 tuinbouw

grote velden met                                        weilanden  en stallen met koeien                   kassen en velden met 
aardappels, suikerbieten, graan              varkens, kippen, schapen, geiten                   groenten en fruit

Slide 3 - Slide

  • Voedingsgewassen: planten die in de akkerbouw en tuinbouw worden verbouwd. 
  • Landbouwhuisdieren: dieren die in de veeteelt worden gehouden. 

Al eeuwen proberen mensen de opbrengst van voedingsgewassen en landbouwhuisdieren zo hoog mogelijk te maken door;
  • de bodem bemesten en bewerken
  • de gewassen beschermen tegen ziekten en plagen
  • landbouwhuisdieren speciaal voer geven
  • landbouwhuisdieren te beschermen tegen ziekten
  • planten te kruisen en dieren te fokken
  • gebruik maken van technieken uit de biotechnologie

Slide 4 - Slide

Akkerbouw;
Omvat vaak grote bedrijven met heel veel grond. Meestal wordt op een grote akker maar één soort gewas verbouwd (in monoculturen).

Voordelen van monoculturen:
  • Grote machines worden gebruikt om de bodem te bewerken en  om te                                   oogsten, dat gaat zo snel en gemakkelijk. Waardoor het ook goedkoper wordt. 

Nadelen van monoculturen: 
  • er is een grote kans op insectenplagen 
  • er is een grote kans op ziekten van de gewassen 
  • de bodem raakt snel uitgeput

Slide 5 - Slide

Als de bodem raakt uitgeput, wordt er mest gebruikt om de mineralen aan te vullen.

Er bestaan 2 soorten mest:
  • Organische mest (is afkomstig van organismen);
  • Door de mest als vloeistof in de grond te injecteren, komen er minder meststoffen in het milieu terecht. 






  • Kunstmest (wordt gemaakt in laboratoria of fabrieken);
  • Met kunstmest kan een boer bepalen welke en hoeveel                                                mineralen er in de bodem komen. 

Slide 6 - Slide

Gewasbeschermingsmiddelen
In de landbouw worden voedingsgewassen beschermd tegen ziekten met chemische gewasbeschermingsmiddelen of op een biologisch manier. 
Chemische gewasbescherming


Biologische gewasbescherming

Slide 7 - Slide

Chemische gewasbescherming
Er zijn veel chemische gewasbeschermingsmiddelen (pesticiden) die worden gebruikt om plantenziekten en plagen te bestrijden. 

Chemische gewasbeschermingsmiddelen zijn biociden, wat betekent dat ze levende organismen doden. 

Voordelen:
  • Ze hebben als voordeel dat ze snel effect hebben. 
  • Ze kunnen ziekten en plagen meestal goed bestrijden. 

Ze hebben echter ook veel nadelen........

Slide 8 - Slide

Chemische gewasbescherming
Nadelen:
  • Ze doden niet alleen schadelijke, maar ook vaak onschadelijke en zelfs nuttige soorten (=niet-selectieve gewasbeschermingsmiddel).
  • Het is ook ingewikkeld en duur om wel-selectieve biociden te ontwikkelen.

Slide 9 - Slide

Chemische gewasbescherming
Nadelen:
  • Organismen kunnen (snel) resistent worden tegen biociden: 
  • Door geslachtelijke voortplanting ontstaan verschillende genotypen. Bij de nakomelingen blijken vaak organismen voor te komen die minder gevoelig of ongevoelig zijn de biociden. 
  • Deze organismen zijn resistent: zij overleven en planten zich voort. Hierdoor ontstaat na een aantal generaties een hele soort die resistent is.
  • Dat treedt er een nieuwe plaag op. Deze plaag bestrijden moet dan met een grotere hoeveelheid of een ander middel.

Slide 10 - Slide

Chemische gewasbescherming
Nadelen:
  • Deze middelen komen in de voedselketen terecht;
  • Daar treedt accumulatie op; 
  • (ophoping van gifstoffen in organismen hoger in de voedselketen)

Slide 11 - Slide

Biologische gewasbescherming
  • Maakt gebruik van biologische verschijnselen 
  • geen gebruik maken van chemische gewasbestrijdingsmiddelen:
  • Wel gebruik van  gifstoffen die uit de natuur komen
  • sommige soorten insecten kunnen worden bestreden met dieren die in de natuur een vijand zijn van deze insecten (=natuurlijke vijanden)
  • Biologische gewasbescherming;  het gebruik van natuurlijke vijanden



Een voorbeeld van deze aanpak  is de bestrijding 
van de witte vlieg met sluipwespen.

Slide 12 - Slide

Biologische landbouw
Een vorm van landbouw waarbij men het milieu probeert te
sparen en toch voldoende voedsel te produceren.
- Er zijn geen monoculturen.
- Er wordt vruchtwisseling toegepast;
- Daarbij wordt nooit 2 jaar achter elkaar hetzelfde gewas op een stuk grond verbouwd.
Hierdoor minder kans op insectenplagen en breiden ziekten van het gewas zich minder snel uit.
- Er wordt geen kunstmest gebruikt.
- Er worden geen chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruikt.
- Dieren hebben de ruimte om los te lopen (scharrelen). 

  • Open nu je boek op blz. 268 en lees daar de belangrijkste kenmerken. 



Slide 13 - Slide

Maak ONLINE van thema 6
van extra stof 6.8 - opdracht 1 t/m 7



Klaar met de opdrachten: 
- ga verder met de begrippenlijst t/m 6.8!

Huiswerk voor volgende les =   

Slide 14 - Slide