9. ser / estar, bet your tense

1 / 56
next
Slide 1: Video
SpaansHBOStudiejaar 2

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Video

zitplan
                                                                            DOCENT

Shayan
Kaj
Salma
Gift
Noor
Adam
Hamza
Su Lea
Aya
Grace
Aubei
Cary
Iancu
Zeest
Yussuf B
Yussuf A
Libby
Adaline
Nikita
Israe
Klara
Emma
Ada
Jayda
MUUR

Slide 2 - Slide

Necesitas:

- el laptop
- un boli
- el cuaderno



Slide 3 - Slide

Vandaag beginnen wij met nieuwe vocabulaire. 
Necesitas:
- la libreta
- el cuaderno


Slide 4 - Slide

Aan het einde van deze les:

1. je kan meer dan 10 eetwaren noemen

2.  grammatica es/son - ser/estar (herhaling 1e periode)

Slide 5 - Slide

hoy es [dag], [nr] de [maand] 
1. test: ben je gezond?
2. gramática / escribe
3. gramática - bet your tense
4. La comida: maaltijden
5. Kahoot

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Tengo una vida muy saludable.
Como mucha verdura, hago mucho deporte, casi cada día bailo muy a menudo, a veces nado, corro 3 veces por semana y voy en bici cada día a la escuela .



TEST: ¿tienes una vida saludable?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Link

hoy es [dag], [nr] de [maand] 
1. test: ben je gezond?
2. gramática / escribe
3. gramática - bet your tense
4. La comida: maaltijden
5. Kahoot

Slide 11 - Slide

necesitas
escribe

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

está of están -  es of son

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

hoy es [dag], [nr] de [maand] 
1. test: ben je gezond?
2. gramática / escribe
3. gramática - bet your tense
4. La comida: maaltijden
5. Kahoot

Slide 17 - Slide

pausa

Slide 18 - Slide

2e deel
1. de maaltijden
2. el almuerzo
3. ¿qué hay en tu nevera?
4. Werkblad: ¿qué hay en mi nevera? (kijk en luister)

Slide 19 - Slide

Maaltijden = las comidas
Por la mañana = el desayuno

Por la tarde = el almuerzo / la comida

Por la noche = la cena

Slide 20 - Slide

cuaderno

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Gerechten = los platos
¿qué comes para el almuerzo/para la comida?

de primero - voorgerecht
de segundo - hoofdgerecht
de postre - nagerecht

Slide 23 - Slide

cuaderno

Slide 24 - Slide

2e deel
1. de maaltijden
2. el almuerzo
3. ¿qué hay en tu nevera?
4. werkblad: ¿qué hay en mi nevera?

Slide 25 - Slide

Upload een foto van een koelkast.

Slide 26 - Open question

2e deel
1. de maaltijden
2. el almuerzo
3. ¿qué hay en tu nevera?
4. werkblad: ¿qué hay en mi nevera?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

en mi nevera hay...


je gebruikt HAY met un/una/unos/unas = een

onteelbare woorden hebben geen "een" = geen lidwoord:
voorbeeld: hay unas olivas, hay una manzana...
 maar: hay leche, hay chocolate, hay agua, hay pan... 


hay = er is

Slide 29 - Slide

escribe:

Slide 30 - Slide

1. Op dinsdag zag je meerdere plaatjes, kan je het eten noemen?

Wij hebben een winnaar: 


Ashtan en Aki!!!

Slide 31 - Slide

¿a qué hora comes? hoe laat?
¿a qué hora comes el  desayuno?

¿a qué hora comes el almuerzo?

¿a qué hora comes la cena?

= ¿a qué hora desayunas?


= ¿a qué hora comes?


= ¿a qué hora cenas?
pagina 25-26 praten

Slide 32 - Slide

Leesdoel: 
Aan het einde van deze les:
1. je kunt zeggen hoe vaak je iets doet
2. je gaat ontdekken hoe gezond is je leven
3. je hebt sommige woorden geleerd en wij gaan het over het ontbijt hebben

Slide 33 - Slide

show and tell
¿qué traes? Probeer porque ... te gebruiken

voorbeeld 1: traigo chocolate con churros porque me gusta mucho
voorbeeld 2: traigo agua porque es sana / es saludable
voorbeeld 3: traigo pan porque es mi comida favorita

Slide 34 - Slide

wij gaan me gusta/no me gusta 
a mi también/a mi tampoco oefenen met een speed dating activiteit. 
wij doen de activiteit tijdens el desayuno

Slide 35 - Slide

me gustan los gatos
me gusta(n) el/la
me gusta(n) el/la
me gusta(n) el/la
me gusta el/la
2 zijdig, 7 mensen

Slide 36 - Slide

doe 1 rij en la izquierda en 1 rij en la derecha

Slide 37 - Slide

speel speed dating:
Oefen Spaans met andere leerlingen:
1. elke groep heeft een tafel en wat te eten
2. Elke speel duurt 5 minuten, als jullie klaar zijn ga een andere ronde doen
3. Na 5 minuten veranderen jullie de tafels of het speel

Slide 38 - Slide

wat heb je geleerd?
je tips en tops?

Slide 39 - Open question

exit ticket
Een zin met ser en een zin met estar

Slide 40 - Slide

hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

miércoles!
- recoge la libreta

Slide 42 - Slide

hoy es [dag], [nr] de [maand] 
1. el desayuno
2. Wat wil je eten? ¿Qué quieres comer? 
4. ¿qué quieres comer?
5. ¿qué traes?
6. me gustaN / no me gustaN + gerecht

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

¿qué te gusta desayunar?
- ¿qué comes en el desayuno?
- ¿qué traes?
- ¿qué quieres comer en el desayuno?
- quiero...
- ¿qué quieres beber?
- quiero...
                              ¡yo traigo chocolate caliente!
pagina 25
met zijn 2

Slide 45 - Slide

las frutas (1.9)
Betekenis opzoeken? Gebruik: www.interglot.nl
Lo traigo yo
¿Quién trae el pan?

Slide 46 - Slide

la manda-
rina
las uvas
la piña
las cere-
zas
la pera
la manzana
las naranjas
las fresas
el melo-
cotón
el plátano

Slide 47 - Drag question

Vraag 2: Welk fruitsoort hoort bij welk plaatje?
Maak de goede verbinding door de naam van het fruit naar de afbeelding met het fruit te slepen.
banana
plátano
Kiwi
piña
Mango

Slide 48 - Drag question

pagina 32. La canción de las frutas
¿te gusta la fruta?
¿comes mucha fruta?
¿cuántas veces a la semana comes fruta?
¿cuál es tu fruta preferida?

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Video

Voordat wij gaan...
- click hier 
- doe tenmiste tot de 2e stap van de 2e niveau
- EXIT TICKET: me gustaN/no me gustaN...

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Link

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 53 - Poll

Wat ging goed?
Wat kon beter gaan?

Slide 54 - Open question

miércoles!
- recoge la libreta

Slide 55 - Slide

exit ticket
letterlijke ticket: geef je papiertje met je verjaardag om te kunnen gaan

Slide 56 - Slide