herhaling thema 3 en 5

Herhaling thema 3 en 5
Stofwisseling
Planten

Niet meedoen? Ga in stilte aan de slag met opdrachten oefenen 
- ExamenKracht
- Biologiepagina.nl
- Je boek (basisstofopdrachten, examentrainer, olympiade)

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhaling thema 3 en 5
Stofwisseling
Planten

Niet meedoen? Ga in stilte aan de slag met opdrachten oefenen 
- ExamenKracht
- Biologiepagina.nl
- Je boek (basisstofopdrachten, examentrainer, olympiade)

Slide 1 - Slide

termen thema 3
assimilatie 69A licht en donkerreactie 69B,69C
dissimilatie 68A aeroob anearoob
citroenzuurcyclus 68C oxidatieve fosforylering 68D
ATP, NADP+
fosforylering
enzymen: substraat, actieve centrum
activerings energie
denaturatie

Slide 2 - Slide

termen thema 3 vervolg
chemosynthese
voortgezette assimilatie
aminozuren
sachariden
lipiden

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Donkerreacties (Calvincyclus)

Slide 5 - Slide

Lichtreactie (fotofosforylering)

Slide 6 - Slide

Donkerreactie (calvincyclus)

Slide 7 - Slide

fotosynthesereacties opgedeeld in 2 delen:
- lichtreactie in thylakoïd
- donkerreactie (Calvincyclus) in stroma

Producten uit lichtreactie zijn nodig voor donkerreactie en omgekeerd

Slide 8 - Slide

Assimilatie gebeurt alleen in chloroplasten via fotosynthese. 

Licht wordt via ATP (lichtreactie) omgezet in chemische energie (glucose). Vanaf glucose maken planten grotere koolhydraten, eiwitten en vetten.

Ook in andere organismen voortgezette assimilatie: vanaf glucose wordt glycogeen gemaakt, vanaf aminozuren eiwitten en vetten worden opgebouwd.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Citroenzuurcyclus
  • Vindt plaats in matrix mitochondrium
  • Cyclus wordt twee keer doorlopen per glucose molecuul
  • Energie vastgelegd in NAD (NADH), FAD (FADH2), ADP (ATP) en GDP (GTP)
  • CO2  wordt geproduceerd

Slide 11 - Slide

Aerobe dissimilatie
Bestaat uit 4 processen: 
1. Glycolyse: glucose wordt 2 pyrodruivezuur, kost 2 ATP 
2. vorming acetyl-coA + citroenzuur + NADH uit pyrodruivezuur + coA + NAD+ 
3. citroenzuurcyclus: citroenzuur + 6NAD+ + FAD A + ADP wordt afgebroken tot CO2 + 6NADH+ FADH2 + ATP
gebeurt 2 keer per glucosemolecuul 
4. oxidatieve fosforylering: per NADH 3 ATP gevormd, per FADH2 2 ATP gevormd

Slide 12 - Slide

Samenvatting
Oxidatieve fosforylering (68D) rond binnenmembraan mitochondriën
ATPsynthetase produceert ATP met behulp van een H+-gradient
H+-gradient wordt geproduceerd uit NADPH,H+ en FADH2
hier is zuurstof nodig en wordt water geproduceerd en 34 ATP 

Citroenzuurcyclus (68C) in matrix mitochondrien
NADPH,H+ en FADH2 worden geproduceerd uit AcetylCoA
AcetylcoA wordt geproduceerd uit Pyrodruivenzuur 
hier wordt CO2 geproduceerd en 2 ATP

Slide 13 - Slide

  • Dissimilatie, assimilatie en voortgezette assimilatie
  • Organische en anorganische stoffen
  • Autotroof en heterotroof
  • ATP
  • Enzymen, actieve centrum, substraat, cofactor, enzymactiviteit, activator en remstoffen
  • Fotosynthese, licht- en donkerreactie, chemosynthese
  • Voortgezette assimilatie koolhydraten, eiwitten (eiwitstructuur), vetten (onverzadigde en verzadigde, fosfolipiden)
  • Aerobe dissimilatie (glycolyse, citroenzuurcyclus, oxidatieve fosforylering), anaerobe dissimilatie (alcoholgisting en melkzuurgisting)

Slide 14 - Slide

Enzymen
Enzymen versnellen reacties:
verlagen benodigde energie.

Enzymen binden 1 stof: substraatspecifiek
Enzym bindt met speciale actieve plaats (active site) aan substraat.

Vormen samen een complex.
Enzym katalyseert reactie en laat daarna product(en) los:
E + S > ESC > E + P

Slide 15 - Slide

enzymen zijn substraat specifiek

Sleutel/slot principe

Elk enzym kan maar 1 soort reactie versnellen.

Enzymen worden niet opgebruikt



Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Herhaling thema 3 en 5
Stofwisseling
Planten

Niet meedoen? Ga in stilte aan de slag met opdrachten oefenen 
- ExamenKracht
- Biologiepagina.nl
- Je boek (basisstofopdrachten, examentrainer, olympiade)

Slide 18 - Slide

termen planten (binas 91C)
meristeem
cambium
hout/batvaten
bandjes van caspari
waterpotentiaal
assimilatie en dissimilatie
geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting
auxine

Slide 19 - Slide

termen planten vervolg
fototropie en geotropie
mechanische en chemische afweer
C3 en C4 planten

Slide 20 - Slide

Auxine
  • Licht vermindert aanmaak auxine
  • Auxineconcentratie lager aan belichte zijde
  • Belichte zijde groeit langzamer
  • Stengeltop groeit richting licht
  • Auxine door zwaartekracht in onderkant stengel, waardoor deze naar boven groeit
  • In wortel andersom

Slide 21 - Slide

Bandjes van caspary zorgen voor worteldruk en verhinderen dat water met opgeloste mineralen (zouten) terug kan stromen naar de schors.
endodermiscellen met bandje van caspary (paars) bevatten veel mitochondriën, omdat er veel ATP nodig is om zouten door actief transport naar binnen te halen.

Slide 22 - Slide

Groei
  • Delingen in meristeem toppen van stengels en wortels (groeipunten) zorgen voor lengtegroei
  • Meristemen vormen de bouwstenen voor de groei. We vinden ze vooral in de knoppen en in het cambium.
  • Diktegroei: cambium
  • Celstrekking en celspecialisatie één van twee dochtercellen stamcel in meristeem

Slide 23 - Slide

Cambium
  • Houtcellen naar binnen, bastcellen naar buiten
  • Kunnen vaten vormen

Xyleem: houtvaten (omhoog)
Floeem: bastvaten (beneden)

Slide 24 - Slide

Houtvaten en bastvaten ontstaan uit cambium

Slide 25 - Slide

Assimilatie en dissimilatie
Intensiteit van de fotosynthese is de snelheid waarmee bij de fotosynthese glucose wordt gevormd en zuurstof vrijkomt.

Afhankelijk van factoren (licht, CO2, water, golflengte)

De beperkende factor bepaald de snelheid van de intensiteit van de fotosynthese

Slide 26 - Slide

de rode lijn is het zonneblad en de blauwe het schaduwblad op een plant. Bij P is de CO2-opname gelijk voor beide bladeren. De intensiteit van de fotosynthese in P bij zonnebladeren is ..
A
groter dan die van schaduwbladeren
B
kleiner dan die van schaduwbladeren
C
gelijk aan die van schaduwbladeren

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Waterpotentiaal
  • Osmotisch potentiaal wordt negatiever met meer opgeloste stoffen
  • Drukpotentiaal wordt positiever met hogere turgordruk
  • Water beweegt van hoog naar laag waterpotentiaal

Slide 29 - Slide

C3 planten (95% van alle planten)
Bij tekort aan CO2 gaat Rubisco met O2 
reageren (fotorespiratie). 
Er wordt geen glucose meer gevormd en dus 
geen ATP. NPP neemt enorm af.

Slide 30 - Slide

C4 planten (maïs, woestijnplanten)
  • Voorkomen fotorespiratie door een enzym 
PEP carboxylase wat CO2 kan binden
  • PEP carboxylase werkt ook bij lage CO2 
concentraties
  • Hieruit ontstaat Oxaalzuur (C4 molecuul) wat in
speciale cellen rond de vaatbundels kan worden
omgezet in CO2

Slide 31 - Slide

CAM planten (vetplanten, cactussen)
  • Openen hun huidmondjes alleen ‘s nachts, 
nemen dan CO2 op en binden dit mbv PEP-
carboxylase tot appelzuur (C4 molecuul) en slaan
dit op in hun vacuolen
  • Overdag kan uit appelzuur CO2 worden gehaald
voor de donkerreactie.

Slide 32 - Slide