2KGT Hfst.2.2 Soorten bewegen

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Van m/s naar km/h
Waarschijnlijk zegt de snelheid in meters per seconden je niet zo veel. Om snelheid uit te drukken gebruiken we vaak kilometers per uur


Slide 2 - Slide

Omrekenen m/s naar km/h

1 meter per seconde (m/s) =  60 meter per minuut = 60 * 60 = 3600 meter per uur. (er zitten immers 60 minuten van elk 60 seconden in een uur).

3600 meter/uur = 3600:1000 = 3,6 kilometer per uur (3,6 km/h)


de h staat voor het engelse hour (of griekse horu) wat 1 uur betekend in het nederlands.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

5.3 Soorten bewegen

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
Je kunt uitleggen wat er gebeurt met de snelheid bij een beweging met constante snelheid, een versnelde beweging en een vertraagde beweging.

Je kunt de snelheid op elk moment van de beweging berekenen bij een beweging met constante snelheid.

Je kunt aan de vorm van de grafiek een beweging met constante snelheid, een versnelde beweging en een vertraagde beweging herkennen.

Je kunt verschillende eenheden van snelheid naar elkaar omrekenen. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

- Versneld

- Eenparig

- Vertraagd

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Versneld
De tussenruimtes in de tekening worden steeds groter. Dat betekent dat de scooter steeds sneller beweegt: in dezelfde tijd (een seconde) legt hij een steeds grotere afstand af. 

Zo’n beweging waarvan de snelheid steeds groter wordt, noem je een versnelde beweging.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Eenparig
In deze tekening zijn de tussenruimtes steeds even groot. Daaraan zie je dat de snelheid van de wandelaar niet verandert: hij legt steeds dezelfde afstand af in dezelfde tijd. 

Zo’n beweging waarvan de snelheid niet verandert, noem je een eenparige beweging.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Vertraagd
Deze keer worden de tussenruimtes steeds kleiner. Daaraan zie je dat de fietser afremt: de afstand die hij in één seconde aflegt, wordt steeds kleiner. Ten slotte staat hij stil. 

Zo’n beweging waarvan de snelheid steeds kleiner wordt, noem je een vertraagde beweging.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Referentiekader
De snelheden die je al kent, vormen samen je referentiekader. Je weet bijvoorbeeld: een mens loopt gem. 5 km/h, op de fiets ga je 20 km/h, een brommer rijdt 40 km/h en een auto in de stad 50 km/h en op een snelweg 130 km/h.
Als snelheden veel groter worden dan 130 km/h, hebben de meeste mensen geen goed referentiekader meer.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Maken 5.3
Opdracht 1 t/m 14

Slide 29 - Slide

Leerdoel
Je kunt uitleggen wat een versnelde, een eenparige en een vertraagde beweging zijn.

Slide 30 - Slide

Leerdoel

Je kunt de snelheid op elk moment
 van de beweging berekenen bij 
een eenparige beweging.

Slide 31 - Slide

Leerdoel
Je kunt aan de vorm van de grafiek een versnelde, een eenparige en een vertraagde beweging herkennen.

Slide 32 - Slide