Bijwoordelijke bepaling

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige lessen
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* bijwoordelijke bepalingen in een zin vinden.

timer
10:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* terugblik vorige lessen
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* bijwoordelijke bepalingen in een zin vinden.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm (werkwoord / kan van tijd/getal veranderen)
  2. Onderwerp (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Gezegde (wg = alle ww in de zin of ng = alle ww incl. kww in deze zin + eigenschap/toestand)
  4. Lijdend voorwerp (wie/wat + gezegde + ow)
  5. Meewerkend voorwerp (aan of voor wie/wat + gezegde + ow + lv)
  6. Bijwoordelijke bepaling (alle overgebleven zinsdelen; geven tijd, plaats, reden of oorzaak aan)

Slide 2 - Slide

Ontleden
Jij bent een hele goede verhalenverteller.

pv =
ow =
gezegde =
lv =
mv =
bwb =
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Antwoord
Jij bent een hele goede verhalenverteller.

  • pv = bent
  • ow = jij
  • ng = bent [een hele goede verhalenverteller]
  • lv = x
  • mv = x
  • bwb = x

Slide 4 - Slide

Ontleden
Over een maand | zal | ik | op vakantie | gaan.

pv =
ow =
wg =
lv =
mv =
bwb =
timer
1:00

Slide 5 - Slide

Antwoord
Over een maand | zal | ik | op vakantie | gaan.

  • pv = zal
  • ow = ik
  • wg = zal gaan
  • lv = x
  • mv = x
  • bwb = Over een maand, op vakantie

Slide 6 - Slide

Ontleden
Deze week hebben we het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp behandeld. 

pv =
ow =
wg =
lv =
mv =
bwb =

timer
1:00

Slide 7 - Slide

Antwoord
Deze week hebben we het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling behandeld. 

  • pv = hebben
  • ow = we
  • wg = hebben behandeld
  • lv = het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp
  • mv = x
  • bwb = Deze week

Slide 8 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Een bijwoordelijke bepaling geeft antwoord op de vragen: 
'waar?', 'wanneer?', 'waardoor?', 'waarom?', 'waarmee?', 'hoe?'.

En ook bijwoorden als; niet, wel, zeker, mogelijk, gelukkig en helaas zijn een bwb.

Slide 9 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Benoem eerst de pv, ow, wg, lv en mv.

Je benoemt pas als laatste de bijwoordelijke bepalingen!

Slide 10 - Slide

Ontleden
Afgelopen weekend heeft Speedy heel hard in mijn vinger gebeten.

pv =
ow =
wg =
lv =
mv =
bwb =
timer
1:00

Slide 11 - Slide

Antwoord
Afgelopen weekend heeft Speedy heel hard in mijn vinger gebeten.
pv = heeft
ow = Speedy
wg = heeft gebeten
lv = X
mv = X
bwb = heel hard, in mijn vinger

Slide 12 - Slide

Ontleed de zin
In België / worden / ze / in de volksmond / ook / wel / muizenstrontjes  / genoemd.

Schrijf op: (als het zinsdeel niet voorkomt, noteer 'x')
pv = 
ow = 
wg = 
lv = 
mv =
bwb = 
timer
1:00

Slide 13 - Slide

Antwoord
In België worden ze in de volksmond ook wel muizenstrontjes genoemd.
pv = worden
ow = ze
wg = worden genoemd
lv =muizenstrontjes
mv = x
bwb = In België, in de volksmond, ook, wel

* bonus: Wat wordt zo genoemd in België? 

Slide 14 - Slide

Opdracht
We maken samen de oefening op het lesblad.

Daarna ga je zelfstandig aan het werk met het onderdeel van grammatica dat je nog lastig vindt. 

Keuze: 
1. Maak minimaal 2 opdrachten uit je oefenboek van een paragraaf naar keuze.
2. Maak de proeftoets grammatica zinsdelen die vooraan bij mij ligt.
3. Maak de proeftoets grammatica woordsoorten die vooraan bij mij ligt.


Slide 15 - Slide

Vraag
Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.

In de middeleeuwen geloofden de meeste mensen in de kracht van hekserij. In de middeleeuwen = 

1. ow                              3. lv
2. pv                               4. bwb

Slide 16 - Slide

Vraag
Wat is de bwb in deze zin?

Wie wil dit morgen doen?

1. Er is geen bwb.
2. wil
3. dit
4. morgen

Slide 17 - Slide

Vraag
Wat is de bwb in deze zin?

Wij gaan altijd op de fiets naar school.

1. Er is geen bwb.
2. wij
3. gaan
4. altijd

Slide 18 - Slide

Schrijf op
Ik kan een bijwoordelijke bepaling in een zin herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

Slide 19 - Slide

Hoe vind je dat je gewerkt hebt?
Teken een emoji in je schrift.

Slide 20 - Slide