Creatief schrijven - start

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Creatief schrijven
  • Tijd over
  • Creatief schrijven maakt je een beter zakelijk schrijver

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doel
Aan het einde van de les kun je een kort verhaal schrijven op basis van:
  • Wie, wat, waar?
  • Probleem
  • Oplossing

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Creatief schrijven
= geen nieuwsbericht /  mail / zakelijke brief / verslag

Je draagt een gevoel over aan de lezer in de vorm van een verhaal, roman, thrillers, songteksten en/of gedichten.

Bij elk verhaal en bij elk genre is gevoel anders. Jij als schrijver zorgt dat het gevoel erin zit. 

Stap 2: Probeer verschillende genres
Veel genres vallen dus onder creatief schrijven. Misschien heb je al een voorkeur voor een genre. Met een kortverhaal kan je meer ideeën op papier zetten in een kortere tijd. Wil je schrijven over magie en draken? Dan kan je fantasy schrijven. Of ben je gek op de Sherlock Holmes-boeken en wil je een razend spannende detective schrijven? Het kan allemaal. Toch is het handig om af en toe buiten je comfortzone te treden. Met elk genre leer je nieuwe technieken. Met een kort verhaal leer je bondig schrijven met scherpe details; door fantasy leer je krachtige beschrijvingen; met een detective focus je op de spanningsopbouw.
Stap 3: Doe schrijfoefeningen
Je bent niet de eerste die begint met creatief schrijven. Velen bekende schrijvers gingen je voor en dat resulteert in een berg aan schrijfoefeningen. Doe eens mee met onze wekelijkse schrijfopdracht en je krijgt feedback van een schrijfcoach. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Waar let je op?
  • Is de tekst vloeiend/ loopt het?
  • Creativiteit (zinsbouw, woordgebruik)
  • Samenhang (signaalwoorden)
  • Spelling
  • Leestekens 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Saaie zin <-> levendige zin
Voeg bijvoeglijk naamwoorden toe:

De jongen loopt in het bos.

De boze jongen uit groep 8 loopt door het donkere, natte bos. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Directe rede


Maak in het verhaal ook gebruik van de directe rede. Het verhaal wordt zo levendiger en spannender om te lezen:

  • Opeens schreeuwde hij: "Waar denk je wel waarmee je bezig bent!". 

  • "Ik ben alleen maar even aan het rondkijken", antwoordde ik vriendelijk.
 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Actieve zinnen - (+ oefeningetje)
  1. Maak een korte zin met een onderwerp en een actief werkwoord.
  2. Verander de zin zo, dat duidelijk wordt hoe jij het voor je ziet. 
Voorbeeld:
  •  Op straat loopt een man 
  • ‘lopen’ is het actieve werkwoord. 
Wat doet de man echt? Holt hij? Schuifelt hij? Drentelt hij? Huppelt hij? 



Slide 8 - Slide

Maak het beeldend! Wat jij in gedachten ziet, probeer dat zo goed mogelijk te verwoorden.
Verhaal in vier stappen:
  1. Introductie (om wie gaat het? Wat doet hij/zij/het? Waar bevindt hij/zij/het zich?)
  2. Er doet zich een probleem voor.
  3. Het probleem wordt groter.
  4. Het probleem wordt opgelost of het wordt de hoofdrolspeler fataal.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld
  1. Op een mooie zomerdag loopt Suzanne op slippers door het park.
  2. Zij trapt in een vuile naald, krijgt hepatitis C en leverfalen.
  3. Suzanne blijkt zwanger te zijn en ook het ongeboren kind is besmet.
  4. Suzanne overlijdt aan leverfalen, het kind kan worden gered.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opdracht, 4 stappenestafette 
  • Je krijgt een werkblad, in het eerste vak schrijf je een introductie, daarna geef je het blad door.
  • Je hebt nu een werkblad van een klasgenoot met een introductie. Voor dat personage schrijf je in het tweede vak een probleem, daarna geef je het blad door.
  • Je hebt nu een werkblad van een klasgenoot met een introductie en een probleem, dat probleem maak je groter en daarna geef je het blad door.
  • Je hebt nu een werkblad van een klasgenoot met een storyline zonder einde, dat einde schrijf je nu in het laatste vak.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Volgende stappen
Kies een storyline en verwerk dit tot een verhaal van ongeveer 250 woorden.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

timer
30:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Tot slot
Binnen jouw eigen tafel de verhalen aan elkaar voorlezen

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Exit ticket
Jouw meningen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions