Oefentoets Hoofdstuk 1 Geldzaken

Oefentoets 
Benodigdheden: papier, pen, rekenmachine en iPad
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets 
Benodigdheden: papier, pen, rekenmachine en iPad

Slide 1 - Slide

Wat is een procentpunt?
A
De komma tussen het getal en de decimaal
B
Een procentuele verandering
C
Het doen van de procenten die berekend zijn
D
Het absolute verschil tussen twee percentages.

Slide 2 - Quiz

Wat is het basisjaar bij indexcijfers?
A
Het startpunt van een reeks jaren
B
Het startjaar waarmee vergeleken word. Gelijk aan 100
C
2000
D
Het laatst gemeten jaar

Slide 3 - Quiz


Met hoeveel procent is de omzet van alle winkels veranderd in 2012 ten opzichte van 2009? Vul alleen het getal in! 
timer
0:30

Slide 4 - Open question


Met hoeveel procent is de omzet van alle winkels veranderd in 2012 ten opzichte van 2010? Vul alleen het getal in, rond af op twee decimalen. 
timer
1:00

Slide 5 - Open question

Sofie verdiende in 2022 €1550,- per maand.
Dit is 1,5% meer dan in 2021. Wat verdiende ze toen?
Vul alleen het getal in, rond af op twee decimalen.
timer
1:00

Slide 6 - Open question

Een spijkerbroek is verlaagd in prijs van €85,- naar €65,-
Hoeveel procent is de prijs veranderd?
A
25%
B
-24%
C
23,53%
D
-23,5%

Slide 7 - Quiz

Wat is het consument prijs indexcijfer?
A
Hoeveel de prijs voor een goed veranderd
B
Hoeveel inkomsten uit overdacht veranderen
C
Een gewogen indexcijfer voor prijsveranderingen van goederen en diensten
D
Een indexcijfer om consumenten te ondersteunen in hun zoektocht

Slide 8 - Quiz


Bereken het CPI. Noteer alleen het getal, rond af op twee decimalen.
timer
2:00

Slide 9 - Open question

Welke rekenmachine neem je mee naar de economietoets?
A
Knikkers
B
Gewone rekenmachine
C
Smartphone met rekenapp
D
Grafische rekenmachine

Slide 10 - Quiz

Een volksverzekering is een sociale verzekering voor alle werkende in een land
A
Waar, de werkende "sparen" hiervoor
B
Niet waar, Iedereen heeft hier recht op
C
Waar, Dat is de ziektewet
D
Niet waar, Werkende sparen voor de wajongers

Slide 11 - Quiz

Het stijgen van de prijzen noemen we...
A
Deflatie
B
Inflatie
C
Geldontwaardinge
D
Nivellering

Slide 12 - Quiz

Vermogen is...
A
Je inkomsten + bezittingen
B
Alle Bezittingen
C
Bezittingen - Schulden
D
Inkomsten-Uitgaven

Slide 13 - Quiz

Wat is de leerstof voor de economietoets?
A
§1.1 t/m §1.5
B
§2.1 t/m §2.4
C
§1.2 t/m §1.5
D
§4.1 t/m §4.5

Slide 14 - Quiz

Wat is geen primair inkomen?
A
Bijstandsuitkering
B
Ontvangen huur van een 2e woning
C
Loon van een bijbaan
D
Winst uit een onderneming

Slide 15 - Quiz

Nominaal inkomen is ...
A
Het inkomen gecompenseerd met de inflatie
B
Primair en overdrachtsinkomen samen
C
Hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kan kopen
D
Het inkomen gemeten in euro's

Slide 16 - Quiz

Alex verdient in 2023 een maandsalaris van € 3.500
In 2024 verdient hij € 275 per maand meer.
De inflatie bedraagt 3,75%
Met hoeveel procent is zijn reële inkomen veranderd?
Noteer alleen het getal, rond af op twee decimalen.
timer
2:00

Slide 17 - Open question

Als iemand risico-aversie heeft is hij....
A
Risico verdrijvend
B
Algemeen risicomijdend
C
Risico opzoekend
D
Een risico voor zichzelf

Slide 18 - Quiz

Op 1 maart 2022 zet ik €1700,- op een spaarrekening. Ik krijg 0,5% rente per maand. Wat staat er op mijn rekening op 1 december 2022?
timer
1:00
A
€1778,05
B
€1806,20
C
€1786,94
D
€1787,-

Slide 19 - Quiz

Is de zorgverkering verplicht?
A
Ja, zowel de basis als aanvullen
B
Nee, Alleen als je het niet kan betalen
C
Ja, maar wel alleen de basisverzekering
D
Nee, tenzij je zorgtoeslag krijgt

Slide 20 - Quiz

Pensioen is gegarandeerd voor iedereen...
A
Nee, Alleen als je hiervoor bent verzekert
B
Ja, samen met de AOW
C
Nee, de overheid zorgt voor jou
D
Nee, dat is de AOW

Slide 21 - Quiz