15.1 en 15.2 Energiestromen en populaties

H15: Kwetsbare ecosystemen: escape box opdracht
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 33 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

Items in this lesson

H15: Kwetsbare ecosystemen: escape box opdracht

Slide 1 - Slide

15.1 Leerdoelen
Je kunt omschrijven of en zo ja waarom een ecosysteem kwetsbaar is.
Je weet hoe de energiestroom loopt in een voedselketen.
Je kunt het verschil tussen foto-autotroof en chemo-autotroof uitleggen.
Je kunt beredeneren waarom er energie verloren gaat in een voedselketen.

Slide 2 - Slide

Teken een voedselweb met daarin de organismen 1 t/m 4

Slide 3 - Open question

Producenten
Producenten vormen altijd het begin van de voedselketen. Zij leggen energie uit zonlicht vast in organische stoffen.
  • Organische stoffen: bevatten koolstof (C) met daaraan waterstof (H)
  • Anorganische stoffen: zonder C-H en vrij voorkomende in de natuur. Bv CO2 en H2O

Slide 4 - Slide

Fotosynthese






Planten zijn foto-autotroof: zijn maken zelf organische stoffen (autotroof) met behulp van zonlicht (foto)

Slide 5 - Slide

Consumenten
Planten geven de energie/organische stoffen door naar consumenten. 
Dit zijn heterotrofe organismen die niet zelfvoorzienend zijn in hun energieaanvoer. 
De organische stoffen worden gebruikt als bouwstoffen of brandstoffen.

Slide 6 - Slide

Reducenten
Reducenten zijn schimmels of bacteriën die resten van dode dieren of planten afbreken. Organische stoffen worden hierbij omgezet in anorganische stoffen. 

Slide 7 - Slide

Chemo-autotroof
Sommige bacterien kunnen ook organische stoffen maken uit anorganische stoffen. Ze gebruiken hierbij geen zonlicht en zijn daardoor niet foto-autotroof, maar gebruiken een chemisch proces. Je noemt ze daarom chemo-autotroof.
De nitrietbacterie is hier een voorbeeld van. Door oxidatie van NH4+ naar NO2- komt er energie vrij die gebruikt kan worden om glucose te vormen uit CO2 en H2O.

Slide 8 - Slide

Chemosynthese voorbeelden
Bacterie Nitrosomonas (nitrietbacterie)
     2NH3 + 3 O2 ➝ 2 NO2-  + 2 H2O + 2 H+  + energie
Bacterie Nitrobacter (nitraatbacterie)
     2NO2-  + O2 ➝ 2 NO3-  + energie
Met de energie die vrijkomt wordt uit CO2 en water glucose gevormd.

Slide 9 - Slide

Energiestroom
Niet alle energie wordt doorgegeven naar het volgende
niveau.
Ieder organisme gebruikt een deel van de energie voor
celprocessen en lichaamsactiviteiten.
Een deel van de energie verlaat het organisme in de 
vorm van warmte.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

15.1 Leerdoelen: na deze les...
1) kan je omschrijven of en zo ja waarom en wanneer een ecosysteem kwetsbaar is.
2) weet je hoe de energiestroom loopt in een voedselketen.
3) kan je het het verschil tussen foto-autotroof en chemo-autotroof uitleggen.
4) kan je beredeneren waarom er energie verloren gaat in een voedselketen.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

15.2 Populaties

Slide 15 - Slide

Leerdoelen: na deze les
1) weet je waarom kleine populaties vaak kwetsbaar zijn
2) heb je inzicht in de kwetsbaarheid van het koraalrif
3) weet je hoe je de populatiegrootte kan berekenen en welke factoren zorgen voor dynamiek in populatiegrootte.

Slide 16 - Slide

Kleine populaties
Een kleine populatie heeft vaak een kleine fitness (het vermogen om allelen door te geven aan de volgende generatie) door:
  • inteelt: grotere kans op doorgeven recessief allel
  • ziekte
  • predatie
  • parasieten
  • biotische factoren
  • abiotische factoren

Slide 17 - Slide

Populatiedynamiek

Slide 18 - Slide

Habitat en Niche
Op een eiland kunnen veel soorten organismen leven door de aanwezigheid van verschillende habitats en ecologische niches.
Habitat: leefomgeving van een organisme met specifieke (a)biotische eisen van een soort (adres)
Niche: complexe interactie van een organisme met de omgeving (beroep)

Slide 19 - Slide

Biodiversiteit
De biodiversiteit is het aantal verschillende soorten in een ecosysteem. De biodiversiteit is het grootst in het gebied waar twee ecosystemen in elkaar over gaan --> gradiëntecosysteem 

Slide 20 - Slide

Eilandtheorie
De biodiversiteit van geïsoleerde gebieden hangt af van de afstand tot het andere gebied en de grootte van het gebied. 
Een groot gebied kent een grotere biodiversiteit dan een klein gebied.
Hoe verder het gebied weg ligt, hoe kleiner de biodiversiteit.

Slide 21 - Slide

De assen/lijnen
verklaard

Slide 22 - Slide

Hoe meer soorten er al zijn op een eiland, des te moeilijker is immigratie

Slide 23 - Slide

Hoe meer soorten er al zijn op een eiland, des te groter de uitsterving van soorten

Slide 24 - Slide

Als eilanden even ver zijn: meer soorten op groot eiland.
klein
groot
___

Slide 25 - Slide

klein
groot
Als eilanden even ver zijn: meer soorten op groot eiland.
______

Slide 26 - Slide

Als eilanden even groot zijn: meer soorten indien dichtbij
dichtbij
ver
_____

Slide 27 - Slide

Als eilanden even groot zijn: meer soorten indien dichtbij
dichtbij
ver
____

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Genetic drift
= Veranderingen in allelfrequenties (zeg maar 'genenpool') door puur toeval. Bij kleine populaties heeft dit grotere gevolgen dan bij grote populaties.

Slide 30 - Slide

Founder effect
Een klein gedeelte van een populatie koloniseert een nieuw gebied.
- Daar weinig concurrentie
- Founders (stichters) hebben alle ruimte om voort te planten en een grotere populatie te vormen. 
- Nieuwe populatie heeft weinig genetische diversiteit, want stamt af van een klein groepje individuen.

Slide 31 - Slide

Bottle neck effect
- Grote (geïsoleerd levende) populatie door omstandigheden (mens, natuur) sterk gereduceerd in aantal.
- Overlevende organismen planten zich voort en de populatie heeft de ruimte om weer te groeien.
- Ook nu weer weinig genetische diversiteit in de nieuwe populatie, want allen stammen af van een klein groepje organismen.

Slide 32 - Slide

Leerdoelen: na deze les
1) weet je waarom kleine populaties vaak kwetsbaar zijn
2) heb je inzicht in de kwetsbaarheid van het koraalrif
3) weet je hoe je de populatiegrootte kan berekenen en welke factoren zorgen voor dynamiek in populatiegrootte.

Slide 33 - Slide