Les 5: Massa en volume

H2 Stoffen
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

H2 Stoffen

Slide 1 - Slide

Stoffen in huis
2.3 Massa en volume
Deze les

  • terugblik 2.2 Mengsels en zuivere stoffen
  • 2.3 Massa en volume
  • Extra opgaven bij 2.3 Massa en volume

Slide 2 - Slide

TERUGBLIK 
2.2 ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS
ALGEMEEN

Slide 3 - Slide

Waaraan kun je een oplossing herkennen?
A
Een oplossing is troebel
B
Een oplossing is helder
C
geen antwoord is goed
D
beide antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quiz

Bij extraheren scheid je de stoffen op grond van .....
A
Deeltjesgrootte
B
Kookpunt
C
Brandbaarheid
D
Oplosbaarheid

Slide 5 - Quiz

Welke woorden horen bij elkaar?
A
suspensie-troebel-residu
B
oplossing-troebel-helder
C
suspensie-helder-residu
D
oplossing-filtraat-troebel

Slide 6 - Quiz

Welk mengsel van stoffen kun je NIET extraheren?
A
suiker en zout
B
zand en suiker
C
koolstof en suiker
D
hout en zout

Slide 7 - Quiz

Welke stof bestaat niet uit 1 soort molecuul?
A
zout
B
aceton
C
suiker
D
spiritus

Slide 8 - Quiz

Bij filtreren scheid je de stoffen op grond van .....
A
Kookpunt
B
Deeltjesgrootte
C
Brandbaarheid
D
Oplosbaarheid

Slide 9 - Quiz

Hoe noemen we de vaste stof die in het filter achter blijft?
A
Achterblijfsel
B
Filtraat
C
Residu
D
Doorzichtige vloeistof

Slide 10 - Quiz

Welke twee stoffen kun je niet scheiden met de scheidings-
methode filtreren?
A
zand en water
B
hout en water
C
suiker en water
D
koolstof en water

Slide 11 - Quiz

In welk rijtje staat geen zuivere stof?
A
koper-suiker-aceton
B
aceton-spiritus-zout
C
alcohol-kwik-ammonia
D
gips-motorolie-krijt

Slide 12 - Quiz

Hoe noemen we de vloeistof waarin een vaste stof oplost?
A
Opgeloste stof
B
Oplossing
C
Oplosbaarheid
D
Oplosmiddel

Slide 13 - Quiz

Welk soort mengsel zie je in de afbeelding?
A
Emulsie
B
Oplossing
C
Suspensie
D
Geen van de antwoorden is juist

Slide 14 - Quiz


Drie zuivere stoffen zijn:
A
keukenzout, azijn en zeewater
B
lucht, koper en alcohol
C
zilver, wijn en benzine
D
zuurstof, suiker en lood

Slide 15 - Quiz


Als je twee zuivere stoffen mengt dan krijg je een:
A
Mengsel
B
Zuivere stof

Slide 16 - Quiz

Sleep de stoffen naar de juiste plek
Zuivere stof
Mengsel
Kraanwater
gedestilleerd water
Keukenzout
Lucht
Melk
Limonade
butaan
glucose

Slide 17 - Drag question

Gevarenpictogrammen
Sleep de tekst naar het juiste plaatje.
Gevaar milieu
Ontvlambare stoffen
Corrosieve stoffen
Schadelijke stoffen

Slide 18 - Drag question

Suspensie
Residu
Filtraat

Slide 19 - Drag question

Op welk verschil berust filtreren?
(Welke stofeigenschap)
A
Deeltjesgrootte
B
Aanhechten
C
Oplosbaarheid
D
Kookpunt

Slide 20 - Quiz

Wat is de definitie van een emulsie?
A
vaste stof fijn verdeeld in een vloeistof
B
vaste stof opgelost in een vloeistof
C
vloeistof fijn verdeeld in een vloeistof
D
vloeistof opgelost in een vloeistof

Slide 21 - Quiz

1 Een oplossing is altijd helder.
2 Een oplossing bevat altijd water.
3 Een oplossing is altijd gekleurd.
4 Een oplossing is altijd een vloeisof.
Welke zin of zinnen zijn waar?
A
1 en 4
B
2 en 4
C
1 en 3
D
2 en 3

Slide 22 - Quiz

Van welke scheidingsmethode(n) maken we gebruik bij het zetten van koffie?
A
Bezinken
B
Filtreren
C
Extraheren
D
Extraheren & filtreren

Slide 23 - Quiz

EINDE TERUGBLIK 
22 ZUIVERE STOFFEN EN MENGSELS
1.3 Zuivere stoffen en mengsels

Slide 24 - Slide

2.3 Massa en volume
Leerdoel
Ik kan rekenen met de formules voor volume:
  • V = l x b x h 
  • V = eindstand - beginstand

Slide 25 - Slide

2.3 Massa en volume
Voorbeeld
Een blokje heeft een lengte van 5 cm, een breedte van 4 cm en een hoogte van 2 cm.
Bereken het volume.
  • V = l x b x h = 5 x 4 x 2 = 40 cm3

Slide 26 - Slide

2.3 Massa en volume
Voorbeeld
Een blokje heeft een lengte van 0,2 m, een breedte van 3 cm en een hoogte van 1,5 cm.
Bereken het volume.
  • l = 0,2 m = 20 cm
  • V = l x b x h = 20 x 3 x 1,5 = 90 cm3

Slide 27 - Slide

2.3 Massa en volume
Voorbeeld
Een blokje heeft een lengte van 10 cm en een breedte van 3 cm.  Het volume van het blokje is 60 cm3. Bereken de hoogte van het blokje.
  • V = l x b x h, 60 = 10 x 3 x h,
  • h = 60 : (10 x 3) = 2 cm

Slide 28 - Slide

2.3 Massa en volume
Voorbeeld
Een maatcilinder bevat 24 mL water. Vervolgens laat je daar voorzichtig een blokje messing in laten zakken. 
Het volume stijgt naar 36 mL. 
Bereken het volume van het messing bokje.
  • V = eindstand - beginstand = 36 - 24 = 12 mL = 12 cm3.

Slide 29 - Slide

2.3 Massa en volume
Voorbeeld
In een maacilinder zit water. Vervolgens doe je er een voorwerp in met een volume van 4 cm3.
De eindstand is nu 16 mL.
Bereken de beginstand.
  • V = 4 cm3 = 4 mL
  • beginstand = eindstand - V = 16 - 4 = 12 mL

Slide 30 - Slide

Stoffen in huis
2.3 Massa en volume
AAN DE SLAG en HUISWERK

  • maken EXTRA OPGAVEN bij 2.3 Massa en volume

Slide 31 - Slide