1abe: herhalen + vz

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Hallo klas 1!

Voor vandaag heb je alles van het taalkundig ontleden herhaald. 

Wat weet je nog? 

Welk lidwoord is onbepaald?

1. de
2. een
3. het

Geef een voorbeeld van een zin waarin het woord 'het' GEEN lidwoord is.

Even kort

• Lidwoorden staan voor een zn;
• 'Een' is onbepaald (olw)
• 'De' en 'Het' zijn bepaald (blw)

Voetballen is een populaire sport onder de jongeren in Nederland.

Hoeveel zn staan er in deze zin?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Voetballen is een populaire sport onder de jongeren in Nederland. 

In de boekenkast staan verschillende romans, zoals Hersenschimmen.

Hoeveel zn staan er in deze zin?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

In de boekenkast staan verschillende romans, zoals Hersenschimmen. 

Je kan altijd een lidwoord voor een zn zetten.

1. Waar
2. Niet waar

Een zelfstandig naamwoord heeft altijd een enkelvoud- en een meervoudsvorm.

1. Waar
2. Niet waar

Eigennamen en aardrijkskundige namen zijn altijd zn.

1. Waar
2. Niet waar

Even kort

• Kan je een lidwoord voor zetten
• vaak een enkelvoudsvorm en een meervoudsvorm (niet altijd!)
• vaak een verkleinvorm (maar niet altijd)
• Eigennamen en aardrijkskundige namen zijn ook zn

De voetbalwedstrijd tegen Groningen zal morgen later beginnen.

Hoeveel bn?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

De late voetbalwedstrijd was erg spannend.

Hoeveel bn?

1. 0
2. 1
3. 2
4. 3

De late voetbalwedstrijd was erg spannend. 

Een bijvoeglijk naamwoord kun je vervoegen.

1. Waar
2. Niet waar

Groot - groter - grootst

stellende trap - vergrotende trap - overtreffende trap

Over welke woordsoort geeft een bijvoeglijk naamwoord extra informatie? Het ... ... [schrijf uit]

Even kort

• Een bn geeft informatie over een zn
• Staat vaak voor het zn
  (de rode appel)
• maar soms ook erachter (de appel is rood)
• Bn kun je vervoegen. 

Tot nu toe gaat het best goed met het herhalen van de woordsoorten!

1. Helemaal mee eens
2. Eens
3. Niet mee eens, maar ook niet oneens
4. Oneens

Nieuwe woordsoort! (vz)

Pak je aantekeningendeel in je schrift erbij!

Voorzetsel (vz)

• Woordsoort
• Geeft plaats, tijd of reden / oorzaak aan
  
  
  
• Kun je altijd voor de kast zetten
  voor, achter, onder, boven, over, tussen, naast etc.
  
  
  
• Kun je altijd voor het feest zetten
  tijdens, na, gedurende, voor etc. 
  
  

Voorzetsel (vz)

• Staat nooit alleen in een zinsdeel (juist vaak vooraan)
  In Nederland / geeft / men  / tijdens de feestmaand / veel geld / uit. 
  
  
• Let op: als een vz bij een werkwoord hoort, is het geen vz
  Js kijkt de toets na. (hele ww = nakijken)
  Hij pakt de koekjes af. (hele ww = afpakken)

• Klaar met het overnemen van de aantekening?
  --> Maak opdr. 14 (blz. 260)

VOORZETSEL

Op

de

Domtoren

in

Utrecht

heb

je

een

prachtig

uitzicht.

VOORZETSEL

We

gaan

naar

een

nieuw

gebouw

na

de

vakantie

VOORZETSEL

Door

de

drukte

op

straat

botst

de 

vrouw

tegen

iemand

aan

VOORZETSEL

Janet

haalt

haar

portemonnee

uit

het

zijvak

van

haar

rugzak

VOORZETSEL

We

vertrekken

over

een

week

met

de

hele

familie

VOORZETSEL

Meestal

rijden

niet

we

over

de

snelweg

tijdens

spits.

de

Aan de slag

• Maak opdr. 14 (blz. 260) --> huiswerk voor morgen!
• Werk verder aan je creatieve opdracht --> huiswerk voor morgen!

Daarmee klaar?

• Werk verder aan schrijfopdracht 7