hv1 De Bijbel hfst 2 - Bijbels

De Bijbel
H2: Als boek van God
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GodsdienstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

De Bijbel
H2: Als boek van God

Slide 1 - Slide

Terugblik -overhoren-
Waarom wordt de Bijbel Gods Woord genoemd?

God openbaart in de Bijbel aan mensen wie Hij is.
A
Wat maakt de Bijbel een bijzonder Boek?
Omdat we daarin God leren kennen en hoe de mens gered wordt. Het gaat over een heilig persoon
B
Wat heeft inspiratie met de Bijbel te maken?
De mensen die de Bijbel schreven waren vol van de Heilige Geest. Daarom is de tekst het onfeilbare (ware) woord van God.
C
Verschillen tussen Bijbel, Tenach, Koran
Bij de Bijbel is niet het boek zelf heilig, alleen de persoon over wie het gaat.
Bij de Koran en de Tenach is het boek zelf heilig, je moet het papier mooi houden, mag er niet inschrijven etc.
D

Slide 2 - Slide

Doelen
De Bijbel: vroeger en nu:
A. Je weet in welke talen de Bijbel geschreven is.
B. Je kunt het ontstaan van de Bijbel in drie verschillende (tijds)perioden verdelen.
C. Je kunt enkele kenmerken noemen van de verschillende Bijbeltalen.
D. Je kunt uitleggen waarom er iedere keer nieuwe Nederlandse vertalingen verschijnen.

Slide 3 - Slide

We lezen samen 2A en 2B

Slide 4 - Slide

Periode 1
Periode 2
Periode 3
Mondelinge overlevering
schriftelijke overlevering
Bewaarde overlevering

Slide 5 - Drag question

Welke grondtalen zijn er in de Bijbel?

Slide 6 - Mind map

Grondtalen -aant 2b
Hebreeuws
Andere tekens
Van rechts naar links, 
Eerst alleen medeklinkers
klinkers zijn stippen erbij
Grieks
Hoofdletters,
zonder punten en komma's
Aramees
Taal van de joden in ballingschap nog gesproken in Jezus' tijd (abba)

Slide 7 - Slide

We lezen 2C;
wat onderstrepen we?

Slide 8 - Slide

Lees 2D (wie klopt bij onderstrepen?)

Slide 9 - Slide

Lees 2E; na het filmpje

Slide 10 - Slide

Aantekening 2E 
3 manieren van vertalen:
1) Brontaal gericht: zo letterlijk mogelijk vanuit de brontaal
vb strike while the iron is hot - strijk als het ijzer heet is
2 Doeltaal gericht: zodat de tekst in de doeltaal duidelijk wordt. 
vb strike while the iron is hot - je moet het ijzer smeden als het heet is
3 Parafrase In eigen woorden.
vb strike while the iron is hot - pak je kans meteen op het gunstige moment

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Maak de opdrachten 2.4 tot en met 2.12



Hoe deed je dat ook alweer?
timer
20:00

Slide 14 - Slide

Actief opdrachten maken
  1. Lees de opdrachten.
  2. Vertel in eigen woorden bij de eerste opdracht wat je moet doen.
  3. Lees de tekst tot het eerste antwoord.
  4. Noteer je antwoord.
  5. Lees de vraag nog een keer en kijk of je antwoord klopt en compleet is.
  6. Ga naar je volgende opdracht.
  7. Lees verder (vul eventueel nog vorige antwoorden aan).

Slide 15 - Slide

nakijken

Slide 16 - Slide

2.4
Stap 1: De mondelinge overlevering 
Stap 2: De schriftelijke overlevering 
Stap 3: De bewaarde overlevering 

2.6
a. Het Oude Testament in Hebreeuws en klein beetje Aramees
b.Het Nieuwe Testament in het Grieks geschreven.
2.7
a. Niet waar
b. Waar
c. Niet waar
d. Niet waar

2.9
a. Meester
b. Meisje, sta op
c. Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?

2.8
gegeven kopie

2.5
Dan kun je het makkelijker onthouden
Omdat het aantal schrijvers en materialen groeide en schrijven meer mogelijk werd.

2.11
Taal verandert, dus moet er eens in de zoveel tijd ook een nieuwe vertaling komen, die past bij de nieuwe generatie. 
2.10
eigen antwoord
2.12
a: brontaal, doeltaal en parafrase

B: it's raining cats en dogs
brontaal: het regent katten en honden
doeltaal: het regent pijpestelen/ het is hondenweer
parafrase: Het regent heel erg hard.

Slide 17 - Slide

Welke 3 perioden van overlevering zijn er?
A
Mondeling, Bewaard, Overgebleven
B
Mondeling, Schriftelijke, Overgebleven
C
Schriftelijk, Bewaard, Overgebleven
D
Mondeling, Schriftelijk, Bewaarde overlevering.

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de drie grondtalen in de Bijbel?
A
Grieks, Hebreeuws, Latijn
B
Grieks, Aramees en Hebreeuws
C
Aramees, Latijn en Hebreeuws
D
Grieks, Aramees en Latijn

Slide 19 - Quiz

Welk kenmerk hoort niet bij het Hebreeuws?
A
Van links naar rechts lezen
B
Alleen medeklinkers
C
Van rechts naar links lezen
D
De taal van de joden in het Oude Testament

Slide 20 - Quiz

In welke Bijbelboeken staat Aramees?
A
Daniel en Esther
B
Esther en Ezra
C
Ezra en Daniel
D
Genesis en Maleachi

Slide 21 - Quiz

Wat zijn kenmerken van het Grieks?
A
Lezen van rechts naar links
B
Alleen hoofdletters en geen leestekens
C
alleen klinkers
D
Nederlandse letters

Slide 22 - Quiz

Wat is een voorbeeld van oude handschriften (gevonden in 1947)

Slide 23 - Open question

Hoe heet de eerste vertaling van de Bijbel in het Latijn

Slide 24 - Open question

Septuaginta is afgeleid van het getal
A
3
B
7
C
10
D
12

Slide 25 - Quiz

Noem 3 manieren waarop je bij de Bijbelvertaling kunt letten
A
Brontaal, doeltaal, parafrase
B
Brontaal, doeltaal, geheimtaal
C
Brontaal, moedertaal, vreemde taal
D
Moedertaal, doeltaal, vreemde taal

Slide 26 - Quiz

Evaluatie
check   
de   
doelen!!

Slide 27 - Slide

Actief leren
Doorkijken; Bekijk plaatjes, kopjes, doe een voorspelling
Vragen; vragen bedenken (of vragen van het boek)
Lezen; tekst lezen
Onderstrepen of samenvatten
Testen- navertellen waar het over ging, antwoorden geven. 

Slide 28 - Slide

huiswerk
Leer hoofdstuk 2

In de les door je dit door VLOT toe te passen in een lied of gedicht of rap

Slide 29 - Slide

Keuze-opdracht 1.2: 
in de les
een punt op de toets
Doorkijken;  waar ging deze paragraaf over
Vragen;  welke info is belangrijk
Lezen;  tekst lezen
Onderstrepen of samenvatten
Testen-  navertellen waar het over ging, in rijm of op ritme etc.. 

Slide 30 - Slide