3.4 De nieren

Thema 3
3.4 De nieren
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 3
3.4 De nieren

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw, werking en functie van de nieren en de urinewegen beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe het interne milieu min of meer constant wordt gehouden door de nieren (homeostase).

Slide 2 - Slide

De bouw
  • Nierslagaders: aanvoer bloed met zuurstof, voedingsstoffen, maar ook: overtollige en schadelijke stoffen
  • Nieraders: afvoer gezuiverd bloed terug in stelsel

  1. Nierschors: maken urine
  2. Niermerg: maken urine
  3. Nierbekken: opslag urine

Urineleider -> blaas -> buis -> urine = water, zouten en schadelijke stoffen (uit bloed)

Binas tabel 85A


Slide 3 - Slide

Nefronen
Niereenheid: in nierschors en niermerg ongeveer 1.000.000 per nier 

  • Glomerulus
  • Kapsel van Bowman
  • Twee gekronkelde delen
  • Lis van Henle
  • Verzamelbuis

Binas tabel 85C

Slide 4 - Slide

100% = 180 L

Ultrafiltratie: alleen kleine moleculen kunnen door de gaatjes heen (dus niet: eiwitten en bloedcellen)

Terugresorptie: nuttige stoffen, zoals: water, zouten, glucose en aminozuren

0,5% = 1.5 L

Slide 5 - Slide

Nefronen
Diameter aanvoerend slagadertje >> afvoerend slagadertje = HOGE BD = bloedplasma wordt in nierkapsels geperst

  • Voorurine: vocht in nierkapsels, bevat o.a. glucose, ionen (Na, Cl, Ca, K) en ureum
  • Urine: nuttige stoffen (zoals: water, glucose, aminozuren) eruit gehaald = terugresporptie (actief transport)
  • Osmotische waarde niermerg > nierschors = water onttrekking aan (voor)urine in verzamelbuisjes

Binas tabel 85B

Slide 6 - Slide

Filtratie-resorptie = uitscheiding
1e gekronkelde deeltje: 80% terugresorptie

Hogere osmotische waarde = H2O uit voorurine -> weefselvloeistof -> haarvaten
-> hogere concentratie Ureum

Lis van Henle
  • Afdalend: lage naar hoge concentratie
  • Oplopend: hoge naar lage concentratie
  • = sterk geconcentreerde urine productie

2e gekronkelde deeltje:
  • Aldosteron: actief transport Na+-ionen van voorurine naar weefselvloeistof & K+-ionen naar voorurine -> 3Na/2K = netto hogere zoutconcentratie in bloed = hogere BD

Slide 7 - Slide

ADH
anti plas hormoon

Slide 8 - Slide

Homeostase waterhuishouding

ADH: doorlaatbaarheid celmembranen tweede gekronkelde deel en verzamelbuisje laten toenemen  = meer water richting bloed, dus minder plassen

pH constant houden: bufferstoffen met invloed op aantal H+ & ademfrequentie aanpassen

Slide 9 - Slide

Regeling pH
H+-ionen tekort = alkalose = te hoge pH
H+-ionen overmaat = acidose = te lage pH

Wordt opvangen door:
  • Ademfrequentie aanpassen (alkalose = minder CO2 afgifte en acidose = meer CO2 afgifte)
  • Plasma-eiwitten
  • Buffers: 
  1. Hemoglobine
  2. Natriumwaterstofcarbonaat (NaHCO3)

Slide 10 - Slide

Het huiswerk
Bestudeer blz. 144 t/m 151.

Maken + nakijken opdr. 32 t/m 36.

Slide 11 - Slide