This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
:)
Planning van dit uur:
Planning van volgende uur:
Aan het einde van deze les:
WELKOM1D :)
Slide 1 - Slide
Even opfrissen
het werkwoordelijk gezegde
het onderwerp van de zin
Slide 2 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin +
Splitsbare werkwoorden (omspoelen - ik spoel het glas om)
'Aan het' (ik ben aan het fietsen)
'Te' (ik zit te gamen)
Slide 3 - Slide
Hoe vind je het onderwerp?
1. Onderwerpsproef - verander de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud. Welk woord verandert er mee?
De olifant rent --> De olifanten rennen
2. Vraagzin maken - wie/wat + gezegde?
De olifant rent --> Wie rent? De olifant.
Slide 4 - Slide
Dit was de herhaling.
Nu de nieuwe stof!
Slide 5 - Slide
Het onderwerp is de 'hoofdrolspeler' van de zin. Het onderwerp 'doet' of 'is' iets.
De olifant loopt. De man koopt een boek. Het boek ligt op tafel. De boerderij staat in Afrika. De vrouw is oud. De leerling snapt dit. De hond ligt lekker te slapen. Het weer is goed.
Slide 6 - Slide
En dan nu: het lijdend voorwerp.
Niet de hoofdpersoon dus (dat is het onderwerp al).
Maar wat dan wel?
Slide 7 - Slide
Wat is lijden?
Slide 8 - Open question
Als je ergens onder lijdt, heb je daarover niks te zeggen.
Je ondergaat het.
Je hebt niks in te brengen.
Het lijdend voorwerp in de zin heeft ook niks in te brengen.
Slide 9 - Slide
Hij repareert zijn fiets.
Hij = onderwerp
zijn fiets = lijdend voorwerp
De fiets heeft niets in te brengen, die wordt gerepareerd, of hij dat nu wil of niet!
Slide 10 - Slide
Mijn ouders kopen een huis.
Mijn ouders = onderwerp
een huis = lijdend voorwerp
Het huis heeft niets in te brengen, die wordt gekocht, of hij dat nu wil of niet!
Slide 11 - Slide
Ik geef jou een compliment.
Ik = onderwerp
een compliment = lijdend voorwerp
Het compliment heeft niets in te brengen, die wordt gegeven, of hij dat nu wil of niet!
Slide 12 - Slide
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Slide 13 - Slide
De jongen pakt de laptop.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Slide 14 - Slide
De jongen pakt de laptop.
Wat is het onderwerp?
Slide 15 - Open question
De jongen pakt de laptop.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 16 - Open question
De jongen pakt de laptop.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakt de jongen?
Wat pakt de jongen?
Slide 17 - Slide
De jongen pakt de laptop.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakt de jongen?
Wat pakt de jongen?
De jongen pakt de laptop.
Slide 18 - Slide
Na de koude nieuwjaarsduik pakte Ron gelijk zijn handdoek uit zijn tas.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Slide 19 - Slide
Na de koude nieuwjaarsduik pakte Ron gelijk zijn handdoek uit zijn tas.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakte Ron?
Wat pakte Ron?
Slide 20 - Slide
Na de koude nieuwjaarsduik pakte Ron gelijk zijn handdoek uit zijn tas.
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Wie/wat pakte Ron?
Wat pakte Ron?
Ron pakte zijn handdoek.
Slide 21 - Slide
En dan nog iets
Het lijdend voorwerp komt voor in zinnen met werkwoorden waar je 'iets' of 'iemand' voor kunt zetten:
iemand feliciteren, iets zoeken
Slide 22 - Slide
Individueel werken
timer
5:00
Wat
Hoe
Individueel, in stilte
Hulp
Eerst vijf minuten zonder hulp, daarna mag je je vinger opsteken en dan kom ik langs
Tijd
Ongeveer 20 minuten
Uitkomst
We bespreken straks de eerste opdrachten.
Klaar
Slide 23 - Slide
Samenwerken
timer
7:00
Wat
Hoe
In viertallen / vijftallen
Hulp
Help elkaar, ik loop rond om vragen te beantwoorden
Tijd
Uitkomst
Klaar
Slide 24 - Slide
Stillezen
Wat: Lees in stilte in je leesboek
Hoe: Individueel
Hulp: Geen
Tijd: Tot het einde van de les
Slide 25 - Slide
Samenvatting van de les
Jij kunt nu
Huiswerk
GEBED
Vul de Exit Ticket in - daarna mag je je tas inpakken.