Párrafo 4 - Un lugar de interés turístico
Welke bezienswaardigheid heb je bezocht (monument, natuurverschijnsel, iets anders interessants)
Wanneer heb je het bezocht?
Hoe ging je ernaar toe en met wie?
Vertel er meer over. (wat is het, wat was het vroeger, hoe ziet het eruit).
Waar ligt deze bezienswaardigheid? Vertel ook ten opzichte waarvan
Leg uit wat je van de excursie of van de bezienswaardigheid vond.
Korte zinnen.
Gebruik de woorden uit de reader.
GEbruik bijvoeglijke naamwoorden uit de reader.
Gebruik voegwoorden: primero, segundo, luego, después, por último