Start werkwoordspelling


Welkom!


Ga lekker zitten.
Je hebt nodig:
  • lesboek + schrift
  • pen of potlood
  • je eigen leesboek
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson


Welkom!


Ga lekker zitten.
Je hebt nodig:
  • lesboek + schrift
  • pen of potlood
  • je eigen leesboek

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordspelling
De komende periode gaan we aan de slag met werkwoordspelling.

Deze week:
  • je leert de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd spellen
  • je leert de persoonsvorm van zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Weet je 't nog?
Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen. Fietsen, zwemmen, lopen.
Je vindt ze in verschillende vormen.

Hoe vind je de persoonsvorm?
  1. In een andere tijd zetten (tegenwoordige of verleden tijd).
  2. Enkelvoud naar meervoud zetten of andersom.
  3. De zin vragend maken.
Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Een werkwoord heeft verschillende vormen. 
Een daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt). 
Bij de spelling van de persoonsvorm tegenwoordige tijd ga je uit van de ik-vorm.

De ik-vorm van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord de laatste twee letters weg te halen (=stam).

Slide 5 - Slide

This item has no instructions


Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
Zo schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:
  • ik? ik-vorm, ik bouw.
  • jij erachter? ik-vorm, bouw jij.
  • in alle andere gevallen! ik-vorm + t, hij bouwt.
  • in het meervoud het hele werkwoord, wij bouwen/ jullie bouwen

Bij twijfel: vul het werkwoord 'lopen' in.
Hoor je een 't'? Schrijf dan ook een 't'!

Slide 6 - Slide


Hij vind/vindt snoepjes lekker.
Hij loopt snoepjes lekker. >> dus: vindt
Word/Wordt je vanmiddag opgehaald?
Loop je vanmiddag opgehaald? >> dus: Word
Zwakke of sterke werkwoorden?
  • fietsen
  • lopen
  • hangen
  • zingen
  • verven
  • lezen
  • krijgen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De persoonsvorm in de verleden tijd van zwakke werkwoorden schrijf je zo:
ik-vorm tt + de of te, stuiterde, fietste -> enkelvoud
ik-vorm tt + den of ten, stuiterden, fietsten -> meervoud

Om te bepalen of je de(n) of te(n) achter de ik-vorm schrijft gebruik je 
't sexy-fokschaap. Dus alleen in de verleden tijd én bij zwakke werkwoorden!

Even testen: ruilen, rusten, juichen. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Link

This item has no instructions

Aan de slag!
Wat? Bestudeer het schema werkwoordspelling en maak opdracht 1, 3, 4 en 5 van §7 spelling werkwoorden op p. 252-253.
Hoe? Noteer de antwoorden in je schrift.
Hulp? BBB
Tijd? 15 minuten.
Uitkomst? We kunnen het straks bespreken.
Klaar? Dan ga je verder met de opdrachten op p. 254-255 
(en vergeet de theorie niet te bestuderen!)
Schema werkwoordspelling op p. 290

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions