Divers

Lastige opdrachten
opdracht 38, 42-1,42-3,55-1,57,

Virussen en antibiotica
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Lastige opdrachten
opdracht 38, 42-1,42-3,55-1,57,

Virussen en antibiotica

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 39
laag
lage concentratie, hier diffunderen afvalstoffen en water heen
hoog
hoge concentratie, hier diffunderen afvalstoffen en water uit
heparine is een stof die stollen van bloed tegengaat

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Oplossing met 10% NaCl
De rest van de oplossing is?
Als er 'evenwicht' is stopt dan de diffusie? 




Oplossing met 80% NaCl

Slide 3 - Slide

osmose stopt niet totdat concentratie gelijk want wanddruk plantencel of atmosferische druk beperken dit. 

Als 
Een planten en dierlijke cel worden in een hypotonische oplossing gelegd. Wat gebeurt er met deze cellen?
A
beide cellen gaan dood
B
alleen de dierlijke cel gaat dood
C
alleen de plantaardige cel gaat dood
D
beide cellen blijven leven

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Verplaatsing van water over een membraan van een lage zoutconcentratie naar een hoge zoutconcentratie ...
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Waar
Niet waar
Transport door blaasjes kunnen zowel van binnen de cel naar buiten de cel
worden gebracht en andersom
transporteiwitten kunnen alleen voor actief transport gebruikt worden
osmose vindt plaats als sommige moleculen de semipermeabele wand wel kunnen passeren en andere niet, hierdoor onstaat er een waterverschil
Passief transport vindt plaats door diffusie, osmose en transporteiwitten
Diffusie vindt alleen plaats door een semipermeabele wand

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Osmose kun je doen met verschillende stoffen. Voorbeelden van dergelijke stoffen zijn: keukenzout (NaCl), glucose en eiwit. De moleculen van deze stoffen verschillen aanzienlijk in grootte. NaCl moleculen zijn erg klein, glucose moleculen zijn groter en eiwitmoleculen zijn nog veel groter. Een leerling maakt een geconcentreerde oplossing van bakkersgist in water (gistcellen), een zogenaamde gistsuspensie en mengt deze met de genoemde stoffen en water.
buis P: 20 gram gistsuspensie met 1 gram keukenzout, buis Q: 20 gram gistsuspensie met 1 gram suiker
buis R: 20 gram gistsuspensie met 1 gram eiwit, buis S: 20 gram gistsuspensie met 1 gram water
In welke buis zal de meeste water aan de gistcellen worden onttrokken?
A
buis P
B
buis Q
C
buis R
D
buis S

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Een plantencel wordt in een hypertonische oplossing gelegd. Wat gebeurt er met deze cel?
A
de cel krimpt
B
de cel zwelt op
C
de cel verandert niet van vorm

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Uit onderzoek aan een cel, die midden in een wortel van een plant zat, blijkt dat deze veel plastiden bevat. Welke waarschijnlijk?
A
Chloroplasten en leukoplasten
B
Chloroplasten en chloroplasten
C
Chloroplasten, leukoplasten en chromoplasten
D
Alleen leukoplasten

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet de bouwinstructie die nodig is om eiwitten te produceren en in welk celorganel bevindt het zich?
A
thylakoiden in de chloroplasten
B
dubbele membranen in de mitochondriën
C
DNA in de celkern
D
onzin, eiwitten ontstaan gewoon

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een uniek kenmerk van een dierlijke cel?
A
Heeft een celkern
B
Heeft een mitochondrium
C
Heeft geen celwand
D
Heeft geen vacuole

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

bladgroenkorrel
celmembraan
celkern
vacuole
cytoplasma
celwand

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Welk onderdeel is opgebouwd uit cellulose?
A
vacuole
B
bladgroenkorrel
C
celkern
D
celwand

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is alleen bij een plantaardige cel aanwezig ?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Celkern
D
Cytoplasma

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet deel 2?
A
celmembraan
B
vacuolevocht
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet deel 8?
A
celmembraan
B
vacuolevocht
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions