2D 10.4 Periodiek verband

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 10

Verbanden

Programma van de les

Herhaling paragraaf 10.1, 10.2 & 10.3

Uitleg paragraaf 10.4 

Aan het werk! 

Hoort er bij deze tabel een lineair verband? Zo ja, leg uit waarom

x	0	1	2	3	4	5
y	100	98	96	94	92	90

Geeft het startgetal en hellingsgetal

x	0	1	2	3	4
y	3	18	33	48	63

1. Hellingsgetal (a) = 3 Startgetal (b) = 0
2. Hellingsgetal (a) = 5 Startgetal (b) = 3
3. Hellingsgetal (a) = 15 Startgetal (b) = 3
4. Hellingsgetal (a) = 3 Startgetal (b) = 15

Geef het startgetal en hellingsgetal

x	5	10	15	20	25	30
y	13	23	33	43	53	63

1. Hellingsgetal (a) = 10 Startgetal (b) = 13
2. Hellingsgetal (a) = 10 Startgetal (b) = 10
3. Hellingsgetal (a) = 2 Startgetal (b) = 13
4. Hellingsgetal (a) = 2 Startgetal (b) = 3

Wat kan je nog vertellen over kwadraten?

Welke vorm heeft de grafiek?

1. Dal parabool
2. Berg parabool

Sleep de formule naar de juiste parabool

Wat voor grafiek zie je?

1. omgekeerd evenredig verband
2. wortel verband
3. periodieke verband

Welk verband hoort er bij de volgende formule?

√​(4x+3)​​​

1. Lineair verband
2. Kwadratisch verband
3. Wortel verband
4. Weet ik niet

Doel van de les 

• Je kan een periodiek verband herkennen
• Je kent het begrip periode.
• Je kan aan de hand van grafieken herkennen om welk verband het gaat. 

Paragraaf 10.4

Een grafiek die steeds uit dezelfde stukjes bestaat heet een periodieke grafiek. Er is dan sprake van een periodiek verband. 

De lengte van 1 stukje noem je de periode

Paragraaf 10.4

Hier zie je een voorbeeld van een periodiek verband: een reuzenrad wat steeds ronddraait.

Het hoogste punt noem je

het maximum en het laagste

punt het minimum

Deze grafiek gaat over de stoeltjes van een reuzenschommel.
Hoeveel seconden is een periode?
Zet alleen een getal, geen eenheid erbij.

Hoe hoog is de maximale hoogte?
Zet er geen eenheid bij.

Bereken de hoogte van de stoeltjes na 34 seconden.
Geef alleen het antwoord, zonder eenheid. Zet er wel je berekening bij.

2. Welke grafiek is lineair?

     A                         B

1. A
2. B
3. A en B
4. allebei niet

3. Hoort deze tabel bij een lineaire grafiek?

1. ja
2. nee
3. geen idee

Welk verband hoort bij welke grafiek?

1

Lineair verband

Kwadratisch verband

Wortelverband

Periodiek verband

Sleep naar de juiste grafiek.

Aan het werk

Maak de opgaven bij de GT paragraaf van hoofdstuk 10. 

G1 tm G5

Lees de theorie van blz. 146 goed door. 

De eerst 10 minuten zs, daarna zachtjes overleg in de rij. 

Klaar? laten zien en nakijken en begin aan de samenvatting