Noteer de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes. Maak van werkwoorden het juiste deelwoord. Gebruik steeds de aangegeven trappen van vergelijking. (4 punten)
a) de (glas, stellende trap) wand
b) de (vreemd, vergrotende trap) gebeurtenissen
c) de (gezellige, overtreffende trap) klas
d) de (wol, stellende trap) trui