Via Vervolg- thema 1- hoofdstuk 1 belangrijke woorden

• NT2
• ISK

woorden op niveau 1F

THEMA 1: Sport - belangrijke woorden

Lesdoel

Je kent de betekenissen van woorden op niveau 1F binnen het thema Sport.

Aanmoedigen

Iemand moed inspreken en steunen tijdens bijvoorbeeld een sportwedstrijd.

Aanvallen

In de richting van de tegenstander bewegen met als doel deze tegenstander te verslaan. 

Maak een zin met het woord:
Aanvallen

Concentreren

De aandacht op één zaak richten je je niet laten afleiden.

De blessure

Een zere plek of verwonding.

De competitie

Een serie wedstrijden waarin wordt gestreden om het kampioenschap.

De conditie

Of je fit bent of niet.

De finale

De laatste en beslissende wedstrijd.

De overtreding

Iets doen wat tegen de spelregels is.

De supporters

De aanhangers van een bepaalde sportclub.

Maak een zin met het woord:
de supporters

De tactiek

De manier waarop je een doel wilt bereiken.

De teleurstelling

Het gevoel dat je hebt als het niet loopt zoals je verwacht of gehoopt had. 

De toeschouwers

Het publiek

Maak een zin met het woord:
de toeschouwers

De tribune

Rijen van oplopende zitplaatsen voor het publiek.

Diskwalificeren

Iemand niet meer mee laten spelen,
omdat hij of zij zich niet aan de spelregels heeft gehouden.

Fysiek

Lichamelijk, wat met je lijf te maken heeft.

Het clubtenue

De kleding die bij een bepaalde sportclub hoort.

Het klassement

Lijst van spelers of teams waarin de beste bovenaan en de slechtste onderaan staat.

Maak een zin met het woord:
het klassement

Het uithoudingsvermogen

Iets lange tijd lichamelijk en/of geestelijk kunnen volhouden.

Maak een zin met het woord:
het uithoudingsvermogen

Mentaal

Geestelijk, wat met denken en voelen te maken heeft.

Presteren

Je inspannen waardoor je iets voor elkaar krijgt.

Maak opdracht 1, 2, 3 en 4

Schrijf 3 woorden op die je nog niet zo goed kent.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.