A2 thema 4 Daarom/omdat

Lesplan
1. Lezen: Het leven in Noorwegen. 
2. Grammatica: Morgen moet ik werken - Daarom moet ik vroeg opstaan. 
3. Schrijven: een e-mail schrijven. 
4. Oefenen: examen Spreken.
5. Werken in TC. 

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 23 slides, with interactive quiz, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Lesplan
1. Lezen: Het leven in Noorwegen. 
2. Grammatica: Morgen moet ik werken - Daarom moet ik vroeg opstaan. 
3. Schrijven: een e-mail schrijven. 
4. Oefenen: examen Spreken.
5. Werken in TC. 

Slide 1 - Slide

Na deze les: 

1. Je kunt je mening geven in het Nederlands.
2. Je kunt een voorstel doen. 

Slide 2 - Slide

Lezen "Het leven in Noorwegen"
  • 1. Wat vind jij van het leven in Noorwegen? Vind je het leuk of niet leuk? 
  • 2. Hoe is het leven in het land waar jij geboren bent? Is het rustig of druk? Gaan mensen veel naar buiten of niet? 
  • 3. Wat vind je van het leven in Nederland? Vind je het rustig of druk? Vind je het leven in Noorwegen leuker dan het leven in Nederland? Waarom? 
  • 4. Praat over deze tekst met je medecursist. Wat vind jij het leukste onderdeel aan het leven in Noorwegen. Wat vindt je medecursist het leukste onderdeel aan het leven in Noorwegen? Vinden jullie dat ook in Nederland? Waarom wel of waarom niet? 

Slide 3 - Slide

Jouw mening geven
       – Ik vind het goed / niet goed, want...
        – Ik vind dat goed / niet goed, want...
        – Ik denk dat …….
        – Volgens mij is dat …….
        – Ik ben het ermee eens.
        – Ik ben het er niet mee eens.

Slide 4 - Slide

het gevolg
  • daarom
  • je weet waarom er iets gebeurt
  • het gevolg - de gevolgen
  • oorzaak < --> gevolg
  • zin: Ze heeft de bus gemist. Het gevolg is dat ze te laat op haar werk komt. -> Daarom komt ze te laat op haar werk. 
13

Slide 5 - Slide


Ik ben jarig. 
Daarom geef ik een feest.
(gevolg/resultaat)



Ik geef een feest, 
omdat ik jarig ben
(reden)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

E-mail schrijven
Uw vriend wil met u een afspraak maken. U hebt hem lange tijd niet gezien. U vraagt uw vriend hoe het met hem gaat. U gaat hem een voorstel doen. U gaat een datum en een tijd noemen. Misschien gaat u met hem eten in een restaurant, of u gaat samen naar een terras. Of misschien gaat u samen wandelen. 
Sommige zinnen moet u zelf verzinnen. 

Slide 8 - Slide

E-mail schrijven
Hoi Stef, 

Hoe gaat het met je? We kunnen een afspraak maken.  Zullen we op zaterdagavond samen eten in een pizzeria? Zullen we om 18.00 uur afspreken bij café Oranje? Dan drinken we eerst een biertje. 

Ik hoor het graag van je. 
Tot gauw!
Anna. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Zinsbouw 
Wie? 
werkwoord
Wanneer?
Wat?
Waar?
Ik
loop
elke dag
5 km
in het bos. 
Mijn oma
kookt
op zondag
kippensoep
in de keuken. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

Slide 14 - Video

Huiswerk

Huiswerk voor morgen:
werk verder in je boek. 

Slide 15 - Slide

Goed gedaan!

Slide 16 - Slide

Schrijven
Schrijf een tekst over je gezin of familie. 
Maak 10 zinnen. 


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

14
28
16
37
54
99
11
38



Bingo

Slide 19 - Slide

Wie is het? 
1. Ben jij een man? 
2. Ben jij een vrouw?
3. Ben je jong? 
4. Ben je oud? 
5. Heb je bruine/blauwe/groene/grijze ogen? 
6. heb je korte/lange haren? 
7. heb je blonde/rode/donkere haren? 

Slide 20 - Slide

werkwoorden vervoegen

Slide 21 - Slide

werkwoorden A2

de tijden van het werkwoord

Slide 22 - Slide

Hoe was de les van vandaag?
A
moeilijk
B
saai
C
makkelijk
D
leuk

Slide 23 - Quiz