1.2 Vermogen en energie

Elektriciteitsnet
Hoofdstuk 1
Elektriciteit
Par. 1.2 Vermogen en energie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Elektriciteitsnet
Hoofdstuk 1
Elektriciteit
Par. 1.2 Vermogen en energie

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt berekeningen maken met het verband tussen vermogen, spanning en stroomsterkte.
  2.  Je kunt berekeningen maken met het verband tussen energie, vermogen en tijd.
  3.  Je kunt de eenheden joule en kilowattuur naar elkaar omrekenen.

Slide 2 - Slide

Opdracht
Doe mee met de uitleg van de grootheden Spanning, Stroomsterkte, Vermogen en energie.
Lees de tekst van par. 1.2
Omschrijf in ClassNotebook de betekenis van de volgende grootheden:
  •      Spanning
  •      Stroomsterkte
  •      Vermogen
  •      Energie

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Spanning in Volt
Het verschil in lading tussen de +pool en de -pool.
U
Stroom in Ampère
De lading (elektronen) die door een stroomdraad beweegt
I
Energie in Joule
De energie die door de bewegende lading wordt vervoerd naar de lamp
E
Vermogen in Watt (of kiloWatt)
De hoeveelheid energie die elke seconde door de lamp wordt omgezet.
P
min-pool
Bij de min-pool is er een overschot aan elektronen.
plus-pool
Bij de plus-pool is er een tekort aan elektronen.
Batterij
Bevat een "voorraad" energie.
Zorgt ervoor dat elektronen in beweging komen.
Stroom in Ampère
De lading (elektronen) die door een stroomdraad beweegt
I

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

kWh-meter
De energie die je thuis gebruikt, moet je betalen.
1 kWh kost ongeveer €0,25

Slide 7 - Slide

eenheden voor energie 
Er zijn twee eenheden voor energie: 
  • Joule (J)

1 kJ   = 1000 J         = 103
1 MJ  = 1 miljoen J = 106
1 GJ   = 1 miljard J  = 109
Met 1 joule elektrische energie kun je niet
veel doen. Je kunt met deze hoeveelheid energie
bijvoorbeeld:
• een lampje van 1 watt 1 seconde lang
             laten branden;
• een voorwerp van 100 gram
              ongeveer 1 meter omhooghijsen;
• de temperatuur van 1 gram water
                0,24 °C laten stijgen.

Slide 8 - Slide

eenheden voor energie 
Er zijn twee eenheden voor energie: 
  • Joule (J)
  • Kilowattuur (kWh) <-  voor elektrische energie


hier vindt je extra uitleg
: 3 600 000
x 3 600 000

Slide 9 - Slide

Hoeveel energie er elke seconde wordt gebruikt hangt af van het vermogen.

Slide 10 - Slide

Er brandt één lampje.
Om dit lampje elke seconde genoeg energie te geven is een spanning van 6 Volt en een stroom van 1 Ampère nodig.
Er branden twee lampjes.
Om deze twee lampjes elke seconde genoeg energie te geven is een spanning van 12 Volt en een stroom van
1 Ampère nodig.
Er branden twee lampjes.
Om deze twee lampjes elke seconde genoeg energie te geven is een spanning van 6 Volt en een stroom van
2 Ampère nodig.

Slide 11 - Slide

Conclusie
Als de vraag naar energie per seconde wordt verdubbeld
(twee lampjes in plaats van 1 lampje)
is er twee keer zoveel spanning
of twee keer zoveel stroom nodig.



Slide 12 - Slide

Vermogen
Vermogen = Spanning x Stroomsterkte
P = U x I
        

P
U
I
Watt of kiloWatt
Volt
Ampère
W of kW
V
A
Vermogen
Spanning
Stroomsterkte 

Slide 13 - Slide

Energie
Energie = Vermogen x Tijd
E = P x t
        

E
P
t


Joule of kiloWattuur
Watt of kiloWatt
Seconde of uur


J of kWh
W of kW
s of h


Energie
Vermogen
Tijd
 


Slide 14 - Slide

Energie
E = P x t
        

Energie in Joule? Dan:
-vermogen in Watt
-tijd in seconde

Energie in kiloWattuur? Dan:
-vermogen in kiloWatt
-tijd in uur

Slide 15 - Slide

Even op een rijtje
Spanning                    U         Volt              V
Stroom(-sterkte)      I          Ampère     A
Energie                         E         Joule          J     of    kiloWattuur     kWh
Vermogen                   P         Watt            W   of    kiloWatt

1 Watt                      =      1 Joule per seconde                     P = U x I
1 kiloWattuur       =       3.600.000 Joule                             E = P x t

Slide 16 - Slide

Instructie maken rekenopgaven
Opgave
Tijdens het starten van een auto levert de accu van 12 V een stroom van 50 A.
Bereken het vermogen van de startmotor.
gegeven
gevraagd
formule
berekening
goed lezen en noteren als "grootheid = getal x eenheid"
Noteer het symbool van de gevraagde grootheid met het symbool van de bijbehorende eenheid.
Noteer de formule die je gaat gebruiken. Hier nog geen getallen.
x^2
Noteer de gehele berekening. Noteer het antwoord als 'grootheid = getal x eenheid'

Slide 17 - Slide

Opdracht (1)
  • Ga naar de One-Note van jouw klas, vak natuurkunde.
  • Kijk naar de uitlegvideo die daar klaarstaat
  • Maak in One-Note de opgaven 1 t/m 6 van het blad oefenopgaven. Gebruik het oplosschema bij elke vraag.
  • Kijk deze na als je klaar bent. Vraag het antwoordblad aan je docent.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

(Huiswerk-)opdracht
Maak de opgaven 1 /tm 6 van par. 1.2 in je werkboek. Dus niet op de site!
Je krijgt instructie over de manier van werken bij het maken van rekenopgaven.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide