5 Goede start: verleden tijd van zwakke werkwoorden

• Nederlandsrij
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 1

Introduction

In deze les herhalen de leerlingen zaken die zij geleerd hebben op de basisschool. Dit om de voorkennis te activeren. - alinea in een tekst

START

- je weet dat de persoonsvorm een werkwoord is

- je weet dat de klank van zwakke werkwoorden in de v.t. hetzelfde blijft

- je weet dat zwakke werkwoorden in de v.t. de regel stam + te(n) of stam + de(n) kent

taalverzorging

spelling

pv in de verleden tijd

De persoonsvorm staat in de verleden tijd als iets al gebeurd is.

pv in de verleden tijd

Vorige week won ons team de hoofdprijs.

We fietsten gisteren naar de dierentuin.

zwakke werkwoorden

Bij zwakke werkwoorden blijft de klank 

(de klinker) in de verleden tijd hetzelfde.

bakken - bakten

koken - kookten

stomen - stoomden

zwakke werkwoorden

Zo schrijf je de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd:

enkelvoud: stam + -te of stam + -de 

(speelde, pakte)

meervoud: stam + -ten of stam + den 

(groeiden, werkten)

De witte strepen bij een zebra zorgen voor verkoeling.

Staat de zin in de tt of vt?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

De postbode bezorgde een pakje.

Staat de zin in de tt of vt?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

Max schroefde de dop van de fles.

Staat de zin in de tt of vt?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

Een zeester heeft geen hersenen.

Staat de zin in de tt of vt?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

De hond blaft al de hele dag.

Staat de zin in de tt of vt?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

Jens gooide het propje in de prullenbak.

Staat de zin in de tt of vt?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

De meeste kiezers stemmen tegen het voorstel.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

Het geluid schalt door de ruimte.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

Marit vermaakt zich goed tijdens het uitje.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

De supporters juichen de spelers toe.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

Gijs typt snel een berichtje.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

De vinger van Iris bloedt flink.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

We hoeven niet meer te eten.

Zet de zin in de verleden tijd. 

Noteer alleen de persoonsvorm

Hij vergist wel vaker.

START

- je weet dat de persoonsvorm een werkwoord is

- je weet dat de klank van zwakke werkwoorden in de verleden tijd hetzelfde blijft

- je weet dat zwakke werkwoorden in de verleden tijd de regel stam + te(n) of stam + de(n) kent

taalverzorging

spelling