V1L vrijdag 5 maart

V1L vrijdag 5 maart 
1 / 43
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

V1L vrijdag 5 maart 

Slide 1 - Slide

Planning 5/3:
- Le temps
- aanwijzend vnw
- adjectif (bijv.nw)

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- je herhaalt en leert uitdrukkingen over het weer in het Frans
- je herhaalt het gebruik van het aanwijzend vnw en past dit toe
- je leert over het gebruik van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans

Slide 3 - Slide

Quel temps fait-il aujourd'hui?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Il y a du soleil
il pleut
il neige
il fait beau
il fait mauvais
il fait du brouillard
Le vent souffle

Slide 11 - Drag question

Quel temps fait-il?

Slide 12 - Slide

Quel temps fait-il?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Quel temps fait-il?

Slide 15 - Slide

Quel temps fait-il?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Aanwijzend vnw
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 18 - Slide

Stappenplan aanwijzend vnw
deel 1
Stap 1 : Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord. 
Staat het in het meervoud? [meestal eindigt het op  x / s.] --> gebruik CES
par exemple: Ces garçons ont beaucoup de devoirs  

Stap 2: is het woord vrouwelijk? [woorden uit je woordenlijst met lidwoord "la"] --> gebruik CETTE
par exemple: Cette salade est délicieuse.

Slide 19 - Slide

Aanwijzend vnw deel 2
* Woorden [met lidwoord un / le] zijn mannelijk. De volgende stappen zijn voor woorden in het MANNELIJK ENKELVOUD 

Stap 3a: controleer of het woord begint met een klinker / h 
Gebruik: CET.  par exemple: Cet hôtel est fermé.
Stap 3b: mannelijk enkelvoud. Gebruik: CE
par exemple: Ce garçon travaille bien!

Slide 20 - Slide

En nu weer even oefenen:

Slide 21 - Slide

______stylo [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet

Slide 22 - Quiz

________ filles [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 23 - Quiz

______ chaise [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces

Slide 24 - Quiz

_____ acteur [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Dernière partie: l'adjectif (bijvnw)

Slide 27 - Slide

Welke Franse bijvoeglijke naamwoorden ken je al?
Denk aan de kleuren!

Slide 28 - Mind map

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk of dit woord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk is en voeg de juiste letter(s) toe aan het bijvoeglijk naamwoord. Mannelijk enkelvoud is de basisvorm.

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es

Slide 29 - Slide

La maison est ...
A
petit
B
petite

Slide 30 - Quiz

Marcel et Peter sont ...
A
sportif
B
sportifs

Slide 31 - Quiz

Le jardin est ...
A
grand
B
grande

Slide 32 - Quiz

Elles sont ...
A
français
B
françaises

Slide 33 - Quiz

Ma soeur est ...
A
content
B
contente
C
contents
D
contentes

Slide 34 - Quiz

C'est un stylo ...
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 35 - Quiz

Les garçons sont ...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 36 - Quiz

Il a une chaise ...
A
bleu
B
bleue
C
bleus
D
bleues

Slide 37 - Quiz

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij!
Il est drôle / Elle est drôle

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij!
Il est français / Ils sont français

Slide 38 - Slide

Le vélo est ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 39 - Quiz

Les vélos sont ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 40 - Quiz

L'adjectif (het bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord in de regel achter het zelfstandig naamwoord. Zo kun je onthouden dat de KLEUREN en de NATIONALITEITEN altijd achter het zn komen:
De rode fiets = Le vélo rouge    Het Franse meisje =  La fille française

MAAR: de meest voorkomende, korte bijv nw (zoals grand en petit) komen ervoor.
De kleine tuin = Le petit jardin


Slide 41 - Slide

Ça va un peu? 

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide