H21 afweersysteem vwo6 par. 1,2 en deel van 3

21.1 Huid en de eerste afweerlinie
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

21.1 Huid en de eerste afweerlinie

Slide 1 - Slide

De huid
  •  Belangrijkste functie: Ziekteverwekkers buiten het lichaam houden.
Bestaat uit:
  • Opperhuid
  • Lederhuid
  • Onderhuids bindweefsel

Slide 2 - Slide

Huid anatomie

Opperhuid:
- Hoornlaag: Dode cellen die afslijten
-Kiemlaag: Snel delende de cellen voor opperhuid. + Pigmentcellen 

Lederhuid:
Haarvaten, zweetklieren, talgklieren, haarzakjes, zenuwuiteinden.

Onderhuids bindweefsel:
Ook haarvaten+ vetweefsel voor isolatie en energiereserves

Slide 3 - Slide

Meer functies huid
  • (Ziekteverwekkers tegenhouden)
  • Bescherming tegen beschadigingen
  • Bescherming tegen uitdroging. Talgklieren helpen ook mee
  • Bescherming UV-straling door melanine --> pigment
  • Aanmaak vitamine D door melanine
  • Lichaamswarmte behouden

Slide 4 - Slide

Vanaf de kiemlaag bewegen de huidcellen naar de buitenkant.

Tijdens dit proces gaan zij dood. Hoe komt dat?
A
door blootstelling aan UV-straling gaan ze dood
B
door beweging schuren ze kapot
C
ze kriijgen geen voedingsstoffen en zuurstof meer

Slide 5 - Quiz

Door een schaafwond is een deel van Jasmines opperhuid licht beschadigd.
Welke van de genoemde problemen is geen gevolg van de wond?

A
Bacteriën kunnen binnendringen en een infectie veroorzaken
B
Er is vochtverlies doordat de normaal aanwezige dode huidcellen de verdamping niet meer tegengaan
C
de wond doet pijn door voortdurende prikkeling van zenuweinden
D
de wond geneest slecht doordat de laag met delende cellen is aangetast

Slide 6 - Quiz

Casus brandwonden:
Hitte, een chemische stof of elektriciteit kunnen de huid beschadigen, er ontstaan brandwonden. Bij een beschadigde huid kunnen bacteriën makkelijk het lichaam binnendringen. Mensen met ernstige brandwonden (derdegraads) gaan voor behandeling naar een van de drie brandwondencentra in Nederland. Na behandeling van diepe brandwonden ontstaan littekens die niet meer weggaan.
Noem twee andere ernstige gevolgen van brandwonden.

Slide 7 - Open question

Verklaar in 1 korte zin dat bij een eerstegraads verbranding en een oppervlakkige tweedegraads verbranding de huid spontaan kan genezen.

Slide 8 - Open question

Verklaar in 1 korte zin dat een patiënt met een ernstige brandwond minder pijn voelt dan met een minder ernstige brandwond.

Slide 9 - Open question

21.2 Aangeboren of verworven afweersysteem
Aangeboren: Algemene afweer tegen ziekteverwekkers. Ook wel a-specifieke afweer genoemd.
1e en 2e afweerlinies zijn a-specifiek.

Verworven: Soortgerichte afweer tegen één type ziekteverwekker. Ook wel specifieke afweer genoemd.
De 3e afweerlinie is specifiek.

Slide 10 - Slide

Eerste afweerlinie (a-specifiek)
  • Huid en slijmvliezen: A-specifieke afweer.
  • Doel: Barrière vormen om ziekteverwekkers buiten het       
      lichaam houden.
  • Huid: Hoornlaag
  • Slijmvliezen: Bedekt alle openingen van het lichaam die in contact staan met de buitenwereld. (Spijsverteringskanaal, ademhalingsstelsel, voortplantingssysteem, urinewegen).

Slide 11 - Slide

Slijmvlies
  • Cellen liggen dicht op elkaar, zodat er geen ziekteverwekkers tussendoor kunnen glippen.
  • Productie slijm/speeksel als extra bescherming. Trilhaarcellen voeren het af.

Slide 12 - Slide

Prokaryoten, virussen en eukaryoten

Slide 13 - Slide

Prokaryoten: het microbioom
Alleen al in en rond je lichaam leven miljarden bacteriën, je microbioom,, in totaal wel 1,5 kg. Veel soorten bacteriën zijn nuttig, zoals de darmbacteriën en bepaalde huidbacteriën die verhinderen dat andere, schadelijke bacteriën zich op je huid vestigen.

Slide 14 - Slide

Hoe heet de vorm van symbiose ook al weer tussen de mens en het microbioom?
A
parasitisme
B
mutualisme
C
commensalisme

Slide 15 - Quiz

Virussen
  • Virussen (Binas 77) maken gebruik van gastheer cellen om zich te
      vermeerderen. 
  • Een virusdeeltje bestaat uit erfelijk materiaal (DNA of RNA) met
      daaromheen een eiwitjas (capside) en soms nog een membraan met
      eiwitten afkomstig van de gastheer en het virus, een virusenvelop. 
  • De eiwitten van dergelijke virussen hechten aan receptormoleculen op
      het celmembraan van een gastheercel (Binas 77D). 
  • Eenmaal gehecht passeert het virus het membraan of gaat via 
      endocytose ("pacman"de gastheercel in (bron 6)

Slide 16 - Slide

Virussen hebben lichaamsvreemde eiwitten aan hun buitenkant. Deze noemen we:
A
antigenen
B
antistoffen
C
progenen
D
lichaamseigen stoffen

Slide 17 - Quiz

antigenen
Om de afweertaak goed te kunnen uitvoeren, is je afweersysteem in staat onderscheid te maken tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd. Al je lichaamscellen zetten moleculen aan de buitenkant van het celmembraan. Deze moleculen zijn afbraakproducten van oude eiwitten die de cel zelf heeft gemaakt. Het zijn antigenen: (antibody generator) moleculen die het afweersysteem kunnen activeren.

Slide 18 - Slide

Worden bij een vaccinatie antigenen ingespoten? En worden dan antistoffen ingespoten?
A
alleen antigenen
B
alleen antistoffen
C
zowel antigenen als antistoffen

Slide 19 - Quiz

MHC=dienblad=vlaggenstok
Met behulp van MHC-I-moleculen (major histocompatibility complex-I) zitten de antigenen vast aan het celmembraan. De MHC-I-moleculen vormen een soort dienblad waarop de antigenen worden gepresenteerd of vlaggenstokken waaraan een cel zijn antigeenvlaggen hangt. 

Slide 20 - Slide

Welke bewering over MHC-1 is onjuist?
A
MHC staat voor 'major histocompatibility complex'
B
Op MHC-1 worden lichaamseigen en lichaamsvreemde antigenen gepresenteerd
C
MHC-1 wordt gepresenteerd door alle lichaamscellen
D
Beweringen A, B en C zijn alle drie juist

Slide 21 - Quiz

Lichaamsvreemde viruseiwitten
Na besmetting met een virus, maakt de cel behalve eigen eiwitten ook viruseiwitten. Een deel hiervan breekt de cel af en stukjes hiervan worden met behulp van MHC-I-moleculen (de dienbladen) als antigeen op het celmembraan gepresenteerd. Nu is de cel gemarkeerd als geïnfecteerd (bron 8).

Slide 22 - Slide

BINAS 84J3
geheugen!
T- en B-cellen 

Slide 23 - Slide

 Complementsysteem: Bloedeiwitten (aspecifiek)
Door contact van de complementeiwitten met een ziekteverwekker start een kettingreactie aan chemische omzettingen. Dat leidt tot drie mogelijke routes (Binas 84J1):
  • Complementeiwitten stimuleren je lichaam tot de productie van signaalstoffen, cytokinen, deze zorgen o.a. voor bloedvatverwijding
  • Complementeiwitten vormen een laagje eiwitten  aan het oppervlak van
      de ziekteverwekker, zodat deze "gezien" worden: opsonisatie
  • Complementeiwitten perforeren het celmembraan van de bacterie,
      waardoor de bacterie doodgaat: lysis (bron 9).

Slide 24 - Slide

Ontstekingsreactie (aspecifiek)
bloedvatverwijders=
Bloeddrukregulatie!

Slide 25 - Slide

  • activatie
     complementEW
  • hierdoor
     chemotaxis
     leukocyten
  • fagoytose via
     opsonisatie bact.
  • lysis via
     perforerende cEW

BINAS 84J3
bloedvaten (Covid19)

Slide 26 - Slide

Na het beschadigen van weefsel of het binnen dringen van ziekteverwekkers komt een ontstekingsreactie opgang als gevolg van:
A
de toenemende koorts
B
het vrijkomen van stoffen als histamine uit beschadigde weefselcellen
C
een toename van de bloedtoevoer naar een geïnfecteerd of beschadigd weefsel

Slide 27 - Quiz

Wat is geen functie van complement eiwitten?
A
aantrekken van fagocyten
B
afbreken van celmembranen
C
aantrekken van macrofagen
D
antigeen presenteren op het celmembraan van geïnfecteerde gastheercel

Slide 28 - Quiz

witte bloedcellen: fagocyten en macrofagen
Samen met het complementsysteem zijn verschillende typen witte bloedcellen betrokken bij de niet-specifieke afweer.
Witte bloedcellen die deeltjes opnemen en verteren zijn fagocyten (vreetcellen) . Een ander type witte bloedcel controleert de celmembranen van je cellen op afwijkende eiwitten. Dit zijn de natural killercellen (NK-cellen) (perforerende cellen). 

Slide 29 - Slide

In een cel is het DNA van een virus geïntegreerd in het DNA van de geïnfecteerde cel. Het virus-DNA is actief. Twee beweringen zijn:
1) NK-cellen doden deze cel .
2) Er bevinden zich MHC-I-moleculen met virusantigenen aan het celoppervlak.
Welke van de beweringen is of zijn juist?
A
geen
B
1
C
2
D
1 en 2

Slide 30 - Quiz

Witte bloedcellen van de afweer ontstaan uit stamcellen
BINAS 84I

Slide 31 - Slide

BINAS 84L1
MHC1=
alle cellen met kern
MHC2=
i.t.t. het MHC-I-eiwit, is het MHC-II-eiwit alleen op witte bloedcellen te vinden: B-cellen, dendritische cellen en macrofagen

Slide 32 - Slide

Aan welk type MHC-receptor bindt een cytotoxische T-cel?
A
Zowel klasse I als klasse II
B
Klasse II
C
Klasse I
D
Cytotoxische T-cellen binden niet aan MHC-receptoren

Slide 33 - Quiz

Specifieke/Verworven afweer


Stamcellen uit rode beenmerg ontwikkelen in beenmerg --> B-lymfocyt

Stamcellen uit rode beenmerg naar thymus --> T-lymfocyt



macrofaag of dendritische cel
plasmacellen
humorale 
afweer
cellulaire afweer

Slide 34 - Slide

Rol van de thymus

De thymus ofwel zwezerik is een orgaan dat actief is tot in de puberteit. In de thymus wordt bepaald welke T-lymfocyten mogen blijven bestaan en welke niet.
De lymfocyten die lichaamseigen cellen aanvallen, worden gedood.
De cellen die dat niet doen, blijven leven.
Na de puberteit ontstaan normaal gesproken geen afwijkende lymfocyten meer. Het arsenaal aan verschillende lymfocyten is dan compleet.

Slide 35 - Slide

In een serie immuniteits-experimenten werd de thymus bij jonge muizen verwijderd. Wat is hiervan het meest waarschijnlijke gevolg?
A
De jonge muizen krijgen last van allerlei allergieën
B
De jonge muizen zullen gemakkelijker getransplanteerde organen accepteren
C
De jonge muizen krijgen last van auto-immuun ziektes
D
De jonge muizen krijgen geen ontstekingsreacties

Slide 36 - Quiz

Relaties tussen cellen van het afweersysteem

Slide 37 - Slide

transplantaties
Tegenwoordig wordt regelmatig weefsel- of orgaantransplantatie toegepast: weefsel of een orgaan van een donor wordt overgebracht in het lichaam van een patiënt van wie het desbetreffende weefsel of orgaan niet meer functioneert. Een belangrijk probleem hierbij is de afweer die optreedt in het lichaam van de patiënt, waardoor afstoting van het ontvangen weefsel of orgaan kan optreden. Bij het herkennen van de eigen lichaamscellen en bij deze afweer tegen lichaamsvreemde elementen spelen de zogeheten HLA-factoren een belangrijke rol. HLA-factoren zijn membraaneiwitten. De HLA-moleculen en de genen voor deze eiwitten worden verdeeld in de groepen A, B, C en D. Zowel groep A, als B, als C, als D omvat meer dan twee allelen die met nummers worden aangegeven, bijvoorbeeld A1, A2, A3, enzovoort.

Slide 38 - Slide

Een jongen heeft voor de HLA-factoren het genotype
A1 A3, B2 B4, C5 C7, D1 D4.
Zijn moeder heeft daarvoor het genotype A1 A2, B4 B5, C2 C5, D3 D4.
Welke allelen voor de HLA-factoren heeft deze jongen van zijn vader overgeërfd, wanneer men er van uitgaat dat er geen mutatie optreedt?
A
A2, B5, C2 en D3
B
A1, B4, C5 en D4
C
A3, B2, C7 en D1

Slide 39 - Quiz


Ben je wat wijzer geworden over het afweersysteem?
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll