T4 herhaling 6.2 en 7.2 don 26-09

T4 - Herhaling voor de toets
- Samengestelde of enkelvoudige zinnen
- Hoofdzinnen/bijzinnen
- ZWW of KWW
- Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde
- Zinnen volledig ontleden (ook samengestelde zinnen)
- Werkwoordspelling (TT, VT, VD en TD)


1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

T4 - Herhaling voor de toets
- Samengestelde of enkelvoudige zinnen
- Hoofdzinnen/bijzinnen
- ZWW of KWW
- Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde
- Zinnen volledig ontleden (ook samengestelde zinnen)
- Werkwoordspelling (TT, VT, VD en TD)


Slide 1 - Slide

Zelfstandig werkwoord of koppelwerkwoord
Zelfstandig werkwoord > Werkwoordelijk gezegde
Koppelwerkwoord > Naamwoordelijk gezegde
Koppelwerkwoord: zijn, worden of blijven

1. Je kunt eerst kijken of het NG of WG is.
2. Je kunt kijken of het werkwoord een koppelwerkwoord KAN zijn.

Slide 2 - Slide

Voorbeeldzin ZWW/KWW
Als je niet oppast, blijf je altijd bang voor hem.
1. Werkwoorden zoeken.
oppast - blijf
2. oppast > kan geen KWW zijn, is het belangrijkste ww in die eerste zin, dus ZWW!
3. blijf > kán een koppelwerkwoord zijn... koppelt het het onderwerp aan een toestand/eigenschap/beroep? JA! Dus KWW. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde
Naamwoordelijk gezegde: Het O is iets.
Werkwoordelijk gezegde: Het O doet iets.

1. Zoek de pv en andere werkwoorden. Zet die tussen strepen.
2. Zoek het O.
3. Bekijk of het iets doet of is.

Slide 5 - Slide

Voorbeeldzin WG of NG
Van een reep chocola word ik altijd blij.
1. Ik zoek de persoonsvorm(en): WORD.
| Van een reep chocola | word | ik | altijd | blij.
2. Ik zoek het onderwerp: Wie wordt? > IK!
3. Doet of is het onderwerp iets?
Het IS iets... BLIJ!
NG = is blij (let op... werkwoorden én toestand, eigenschap of beroep!)

Slide 6 - Slide

Maak de volgende zinnen
1. Toen ik een onvoldoende voor Nederlands haalde, was ik boos.

2. Is Daan altijd zo verlegen geweest in gezelschap van anderen?

3. Na zijn opleiding is hij gelukkig verpleger geworden in dat ziekenhuis.

Slide 7 - Slide

Werkwoordspelling

TT - tegenwoordige tijd
VT - verleden tijd
VD - voltooid deelwoord
TD - tegenwoordig deelwoord

Als je het moeilijk vindt: Het lukt echt beter als je er moeite voor doet!

Slide 8 - Slide

Hou het simpel...
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd? Luisteren... Een T erachter of niet! Twijfel? Vul maken in! (Je hoort dan MAAK/MAAKT)

Persoonsvorm in de verleden tijd? Luisteren... is het -de(n) of - te(n)? Twijfel? Sexyfokschaap!

Voltooid deelwoord? Langer maken en luisteren! Twijfel? Sexyfokschaap!

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link