This lesson contains 57 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
2.4 - Massa bij chemische reacties (les 1)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp:
JA!
Telefoons in de telefoontas!
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
15
Ik kan uitleggen wat de wet van massabehoud is.
L2
"Ga jij ze vandaag allemaal beheersen?"
16
Ik kan met een vaste massaverhouding uitrekenen hoeveel stof er theoretisch kan ontstaan of nodig is voor een reactie.
L2
17
Ik kan uitleggen wat ondermaat en overmaat is.
L2
18
Ik kan uitrekenen wanneer er over- en/of ondermaat is.
L2
19
Ik kan de ondermaat en overmaat berekenen.
L2
Slide 2 - Slide
Stappenplan reactieschema
1. Zoek alle namen van de beginstoffen op.
2. Zoek alle namen van de reactieproducten op.
3. Zet alle beginstoffen voor de pijl.
4. Zet alle reactieproducten achter de pijl.
5. Noteer de fase van de stof (s, l, g, aq)
Slide 3 - Slide
In een brandstofmotor reageert vloeibaar benzine met zuurstof. Bij een volledige verbranding ontstaan dan waterdamp en koolstofdioxide. Geef hiervan het reactieschema.
Slide 4 - Open question
Bij de elektrolyse van een oplossing van koperchloride ontstaan vast koper en gasvormig chloor. Geef hiervan het reactieschema.
Slide 5 - Open question
Kaliumchloraat zit op de kop van een lucifer. Kaliumchloraat reageert. Er ontstaan twee stoffen vast kaliumchloride en zuurstof. Geef het reactieschema.
Slide 6 - Open question
Bij de reactie van vast natrium en gasvormig chloor ontstaat vast natriumchloride. Geef hiervan het reactieschema
Slide 7 - Open question
Salmiak ontstaat door waterstofchloridegas te laten reageren met ammoniakgas. Geef hiervan het reactieschema
Slide 8 - Open question
fase overgang
mengsel
chemische reactie
Slide 9 - Slide
Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.
Slide 10 - Slide
Wat houdt de wet van Lavoisier in?
Het is de wet van behoud van massa.
Bij een chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.
Slide 11 - Slide
Wet van behoud van massa
In 1789 formuleerde de fransman Antoine Lavoisier wet van massabehoud. Hij was niet de eerste, want in Rusland was de wet al in 1748 door Michael Lomonosov bewezen met experimenten.
Beide wetenschappers realiseerden zich dat bij chemische reacties ook vaak gassen een rol spelen. Ze bedachten hoe ze deze gassen konden opvangen en meewegen. Zo ontdekten ze de wet van behoud van massa!
Elke chemische reactie verloopt met een massaverhouding!
Slide 15 - Slide
Rekenen met massaverhoudingen
Vergelijking met koken
Recept voor simpele salade van 300 gram.
Benodigheden: 250 gram sla, 50 gram dressing
sla + dressing -> salade
250 gram 50 gram 300 gram
500 gram 100 gram 600 gram
Verhouding is dan 250 / 50 is het zelfde als 5 : 1
Ook koken voldoet aan de wet van behoud van massa!
x 2
Slide 16 - Slide
Salmiak maken
waterstofchloride (g) + ammoniak (g) --> salmiak (s)
Het blijkt dat 36 gram waterstofchloride precies met 17 gram ammoniak reageert.
Volgende de wet van behoud van massa ontstaat er dan 53 gram salmiak (36 + 17 = 53 gram).
De massaverhouding is dan 36 : 17 = of te wel 2,1 : 1,0.
Slide 17 - Slide
Leg in eigen woorden uit wat de wet van massabehoud is.
Slide 18 - Open question
Oefening
De vaste stof natriumchloride ontstaat uit de reactie van vast natrium met gasvormig chloor. Bereken hoeveel gram natriumchloride je maximaal kan maken uit 14,0 gram natrium.
Slide 19 - Slide
De vaste stof natriumchloride ontstaat uit de reactie van vast natrium met gasvormig chloor. Bereken hoeveel gram natriumchloride je maximaal kan maken uit 14,0 gram natrium.
Schrijf het reactieschema op.
Schrijf de massaverhouding eronder.
Schrijf de bekende gegevens daaronder.
Bereken de onbekende.
natrium (s) + chloor (g) --> natriumchloride (s)
2. 1,0 : 1,5 --> ....?
3. 14,0 : .... --> ....?
4. 14,0 : 21,0 --> ....?
Slide 20 - Slide
Bij de ontleding van water ontstaan waterstof (gas) en zuurstof. Geef het reactieschema
Slide 21 - Open question
2.4 - Massa bij chemische reacties (les 2)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
LessonUp:
NEE!
Telefoons in de telefoontas!
Slide 22 - Slide
Hulpmiddel om te rekenen
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Bereken de onbekende.
Slide 23 - Slide
Bij de ontleding van water ontstaan waterstof en zuurstof. Er ontstaat hierbij 160 gram zuurstof. De massaverhouding waterstof : zuurstof is 1 : 8. Hoeveel water is er in het begin aanwezig?
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Kies één van de twee routes
Route 2: "Ik begrijp het nog niet"
Gezamenlijk
Opdrachten van oefenblad opdracht 1 t/m 6
Route 1: "Ik begrijp het!"
Zelfstandig (stil!)
Maken oefenblad opdracht 1 t/m 6
Slide 27 - Slide
Opdracht 1 van het oefenblad
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De massaverhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 39 gram zuurstof is.
Slide 28 - Slide
Opdracht 2 van het oefenblad
Kaliumkorrels reageren met chloorgas in de verhouding 2,1 : 1,0 tot de vaste stof kaliumchloride. Hoeveel gram kaliumkorrels is er nodig om 340 gram kaliumchloride te vormen?
Slide 29 - Slide
Opdracht 3 van het oefenblad
Bij de elektrolyse van koperoxide ontstaan vloeibaar koper en zuurstof.
In de verhouding 1,5 : 3,2. Hoeveel gram koperoxide was er aanwezig als er 50 gram koper ontstaat?
Slide 30 - Slide
Wat gaan we doen?
15
Ik kan uitleggen wat de wet van massabehoud is.
L2
16
Ik kan met een vaste massaverhouding uitrekenen hoeveel stof er theoretisch kan ontstaan of nodig is voor een reactie.
L2
Maken opdracht 4 t/m 6 van het oefenblad, af maken 39 t/m 42
Nakijken oefenblad 1 t/m 6
Samen verder met oefenen
Slide 31 - Slide
Maak deze opdracht in je schrift.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
Oefening
Slide 32 - Slide
Wat is deze leerling vergeten?
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Slide 33 - Slide
Zoek in deze opdracht 3 fouten en 1 goed punt op.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
1:00
Slide 34 - Slide
Zoek twee fouten die deze leerling heeft gemaakt.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Slide 35 - Slide
Stel je kan drie punten krijgen.
1. Juiste reactieschema.
2. Juiste berekening.
3. Juiste antwoord + eenheid.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Hoeveel punten krijgt deze leerling van jullie?
Slide 36 - Slide
Wat is de "grappige" fout die hier wordt gemaakt?
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Slide 37 - Slide
Huiswerk
Eerste volgende les
Maken en nakijken 39 t/m 43
Slide 38 - Slide
2.4 - Massa bij chemische reacties (les 3)
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp:
JA!
Telefoons in de telefoontas!
Slide 39 - Slide
Leerdoelen
15
Ik kan uitleggen wat de wet van massabehoud is.
L2
"Ga jij ze vandaag allemaal beheersen?"
16
Ik kan met een vaste massaverhouding uitrekenen hoeveel stof er theoretisch kan ontstaan of nodig is voor een reactie.
L2
17
Ik kan uitleggen wat en wanneer er ondermaat en overmaat is.
L2
Slide 40 - Slide
Keukenzout kan je maken door natrium (s) en chloorgas met elkaar te laten reageren. Bereken hoeveel keukenzout kan er ontstaat uit 80 gram chloor?
Slide 41 - Open question
Slide 42 - Slide
Magnesiumoxide (s) ontstaat door zuurstof te laten reageren met magnesium. Bereken hoeveel gram magnesium er aanwezig was als er 160 gram magnesiumoxide ontstaat?
Slide 43 - Open question
Slide 44 - Slide
Overmaat
en ondermaat
Slide 45 - Slide
Overmaat en ondermaat
Voor cupcakes meng je 200 g meel met 150 g suiker.
De verhouding is dus 1,33 : 1,0.
Als je 500 g meel hebt en 150 gram suiker. Dan blijft er 500 - 200 = 300 g meel over.
Je hebt een overmaat van 300 gram.
Slide 46 - Slide
Slide 47 - Video
Wat betekent overmaat?
A
een tekort van een stof voor een volledige reactie
B
dat je na de reactie van een beginstof nog wat over hebt
C
dat je na de reactie geen beginstoffen meer over hebt
Slide 48 - Quiz
Welke stof rechts is bij onderstaande reactie in overmaat, als de reactievergelijking is:
A
de blauwe deeltjes rechts zijn in overmaat
B
de rode deeltjes rechts zijn in overmaat
C
allebei de deeltjes
zijn in overmaat
D
geen van beide
deeltjes is in overmaat
Slide 49 - Quiz
Koolstof en zuurstof reageren in de massaverhouding 1,0 : 2,6. Je hebt 200 gram koolstof en 1000 gram zuurstof. Welke stof is er in overmaat?
A
Koolstof
B
Zuurstof
C
Dat valt niet te concluderen
D
Geen idee
Slide 50 - Quiz
IJzer en zwavel reageren in de massaverhouding 1,7 : 1,0. Voor de reactie is 340 gram ijzer aanwezig en 100 gram zwavel. Welke stof is er in overmaat?
A
IJzer
B
Zwavel
C
Dat valt niet te concluderen
D
Geen idee
Slide 51 - Quiz
In een reactie is de verhouding van 400 g brandstof met 250 g zuurstof = 83: 64. Welke stof is in overmaat?
A
brandstof
B
zuurstof
Slide 52 - Quiz
Natrium (s) en chloridegas reageren met elkaar tot natriumchloride (s). De massaverhouding is 1:4
Je wil met 14,3 gram chloride werken. Hoeveel gram natrium heb je nodig?
Slide 53 - Open question
Natrium (s) en chloridegas reageren met elkaar tot natriumchloride (s). De massaverhouding is 1:4 Je wil hebt 26,2 gram chloride en 3,67 gram natrium. Wat is de overmaat en hoe groot is de overmaat?
Slide 54 - Open question
Kies één van de twee routes
Route 2: "Ik begrijp het nog niet"
Gezamenlijk
Opdrachten uit §2.4
Nakijken oefenblad via LessonUp
Maken opdracht 45 t/m 52 van paragraaf 2.4
Route 1: "Ik begrijp het!"
Zelfstandig (stil!)
Nakijken oefenblad via LessonUp
Maken opdracht 45 t/m 52 van paragraaf 2.4
Slide 55 - Slide
Formatieve-Toets
De toets gaat over hoofdstuk 2 paragraaf 1 t/m 4.
Wat kun je doen in een goede voorbereiding:
- Maken opdrachten van paragraaf 2.5
- Samenvatting maken van §2.1 t/m §2.4 a.d.v. de leerdoelenlijst
- Begrippenlijst maken van §2.1 t/m §2.4
- Opdrachten en ook echt kunnen uitleggen aan een ander.
- Oefenbladen die je in de les hebt gekregen.
Slide 56 - Slide
Oefenen
Maken en nakijken paragraaf 2.5
Opdracht 1 t/m 29
Maak opdrachten per kopje: campinggas, handwarmers, lucifers, hoogoven en magnesium