Italiaans Congiuntivo

Italiaans Congiuntivo presente
USO




Anne B
27/2/2024

1 / 34
next
Slide 1: Slide
L.O.Hoger onderwijs

This lesson contains 34 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Italiaans Congiuntivo presente
USO




Anne B
27/2/2024

Slide 1 - Slide

UNA FRASE COMPLESSA
HOOFDZIN ( die op zichzelf kan bestaan) + voegwoord + bijzin
frase principale + connettore + frase dipendente
in frase dipendente steeds congiuntivo

Slide 2 - Slide

USO
meme
wens of wil
mening
twijfel
Gevoel

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

CREDERE CHE
geloven dat
PENSARE CHE
denken dat
IMMAGINARE CHE
zich voorstellen dat
CONCLUDERE
besluiten dat
CONSTATARE CHE
constateren dat
STABILIRE CHE
vaststellen dat

Slide 5 - Slide

Voorbeelden:

-Penso che tu sia un bravo ragazzo.
-Credo che Claudio sia molto intelligente
-Constatto che i politici non abbiano ragione
-Stabilisco che acid abbia un ego enorme.
-Concludo che la ragione scompaia quando ...




Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Preferire che
verkiezen
volere che
willen dat
desiderare che
wensen dat
Chiedere
vragen
imporre
opleggen/verplichten
esigere
eisen

Slide 9 - Slide




VOORBEELDEN
-Impongo che siate silenciozi durante il concerto.
-Desidera che metta un vestito da donna per la festa.
-Pretendi/Esigi che sia silenzioso, ma stai    costantemente chiacchierando.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide




dubire che



twijfelen
non sono sicuro che
er niet zeker van zijn
esitare che
aarzelen

Slide 13 - Slide



- non sono sicuro che mangi a casa

- Dubbio che parli l'italiano fluentemente



Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Voorbeelden:
- Sono felice che tu venga con noi
- Ho paura che prenda freddo
-Ho paura che il tempo cambi

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

HERHALING 1            memo technisch middeltje




Poetin is van mening (opinione)dat het westen hem aanvalt, 
hij wenst  (desiderio+ volontà) de USSR zoals vroeger. 
Het westen twijfelt ( dubbio) aan zijn verhaal maar het  maakt ons bang (stato animo)
 1/ MENING
2/ WENS
3/ TWIJFEL
4/STEMMING

Slide 19 - Slide

Chi sembre ?

Chi bisogna?

Chi è necessario?

     RIPOSTA NON       POSSIBILE

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Voorbeelden:



Bisogno che sentiate quando nella lezione.
Sembra che la revista  non sia oggetiva
 

Slide 22 - Slide

zijn aggetivi  en pronomi die geen betrekking hebben op iets of iemand of op een specifieke plaats.

LET OP ZE MOETEN IN DE BIJZIN STAAN

Slide 23 - Slide

qualsiasi
elk,ongeacht, ieder
chiunque
wie dan ook
qualunque
wat dan ook
dovunque
waar dan ook (overal

Slide 24 - Slide

voorbeelden
 
- la bambina mi segue, dovunque io vada.
- Il cane mi segue, qualsiasi io vada
- Qualunque mi diciate non vi ascolterò
-Ignorerò chiunque mi dia fastidio

bijzin = groen        hoofdzin  = geel

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

7.
er zijn voegwoorden die de congiuntivo vereisen

Slide 27 - Slide

affinchè/in modo che
opdat
geeft een finaliteit een doel weer
sebbene
nonostante
benché
malgrado
alhoewel /ondanks
men kan anche se gebruiken maar dan met ind.presente
/verbindt 2 zinnen die onlosmakend met elkaar zijn verbonden
prima che
voordat
a meno che
alhoewel
comunque
hoe dan ook

Slide 28 - Slide

Voorbeelden

Slide 29 - Slide

HOOFDZIN + BIJZIN HEBBEN VERSCHILLENDE ONDERWERPEN DAN CONGIUNTIVO
Pensi(tu) che non riescano(loro) a finire i compiti per domani

Slide 30 - Slide

HOOFDZIN + BIJZIN HEBBEN ZELFDE ONDERWERPEN DAN 
DI + INFINITO
Penso ( io) che non riesca(io) a finire i compiti per domani  (is fout)
Penso  DI NON RIUSCIRE a finire i compiti per domani

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

accorgersi; affermare; confermare; constatare; dichiarare; dimostrare; dire; giurare; insegnare; intuire; notare; percepire; promettere; ricordare; riflettere; rispondere; scoprire; scrivere; sentire; sostenere; udire; vedere.
beseffen, bevestigen,bevestigen,vaststellen,verklaren,tonen,zeggen,zweren, onderwijzen,aanvoelen,noteren(opmerken)waarnemen, beloven, herinneren,reflecteren,antwoorden,ontdekken,schrijven, horen,ondersteunen(bevestigen), horen, zien
verbi di giudizio o di percezione = indicativo

Slide 33 - Slide

accettare; aspettare; attendere; augurare; chiedere; credere; desiderare; disporre; domandare; dubitare; esigere; fingere; immaginare; lasciare; negare; ordinare; permettere; preferire; pregare; ritenere; sospettare; sperare; supporre; temere; volere.
VERBI CHE INDICANO una volontà, un desiderio,una richiesta,un' aspettativa,un' opinione, un preghiera,un timore + CONGIUNTIVO

Slide 34 - Slide