De meeste werkwoorden krijgen in de tegenwoordige tijd bij hij/zij/het een -t achter de stam, bijvoorbeeld:
Hij loopt - Zij werkt - Het regent - De school opent - Mijn vader fietst - De kat spint
Maar bij modale hulpwerkwoorden is dat anders! Modale hulpwerkwoorden krijgen géén -t bij hij/zij/het
mogen Hij mag vandaag thuisblijven.
zullen Zij zal morgen op tijd zijn.
kunnen Hij kan goed piano spelen.
moeten Hij moet zijn huiswerk maken.
willen Zij wil een nieuwe jas kopen.
zouden Hij zou graag mee willen doen