Mavo 2 - P4/T5: Grammar 12& 13 Word Order/ Future /Present Continuous

Welcome 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welcome 

Slide 1 - Slide

Let's get started! 
  • Please sit according to this plan
  • Put your phones away
  • Take your books out

Slide 2 - Slide

Today
Grammar 12 & 13
Woordvolgorde
Present Continuous
Woordjes Review/ Quiz

Slide 3 - Slide

Woord volgorde

Word order




page 79 TB

Slide 4 - Slide

Woordvolgorde
Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

Je houd een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
I - am walking - to school - today.
Wie - doet? - wat? - wanneer?

(Yesterday ) She - bought - a blue dress. 
(wanneer?) - wie? - doet? - wat/wie? - waar? - wanneer?

They - are - usually - at the gym - on Mondays.
wie? - doet? - (hoe vaak)?- wat? - waneer? 


Let op:
Adverbs of Time are: 
and can be placed infront or at the end of a sentence.

Adverbs of Frequecy are:  
and can be placed before the verb or at the beginning>>????/?

Slide 6 - Slide

Woordsoorten
Elk Engels woord hoort bij een woordsoort.
I - we = persoonlijke voornaamwoord
always = bijwoord van frequentie
go to = werkwoord
the = lidwoord
the zoo = plaatsbepaling


Slide 7 - Slide

Zet in de juiste volgorde:
He - to the market - on - always - Sundays - goes

Slide 8 - Open question

Belangrijke woorden
Bijwoorden van frequentie geven aan hoe vaak iets gebeurt in een zin. Bijvoorbeeld: always, never, sometimes, usually.

Deze woorden staan altijd bij de werkwoorden:
1. bij één werkwoord staan ze ervoor, behalve bij am/are/is/was/were
2. bij twee of meer werkwoorden altijd achter het 1e werkwoord.

Slide 9 - Slide

Voorbeelden
I always go to the swimming pool on Friday.
They never watch television at home.
He usually drinks a beer in the weekends.

Slide 10 - Slide

Tijd en plaats in de zin
* De tijdsbepaling (wanneer iets gebeurt) mag vooraan of achteraan in de zin.
*Je mag de tijd alleen vooraan zetten als dat het belangrijkste in de zin is.

When did you see him? > Yesterday I saw him.

Slide 11 - Slide

Tijd en plaats in de zin.
Eerst komt de plaatsbepaling en dan de tijdsbepaling in de zin.
Ezelsbruggetje: patat - toetje.
plaats - tijd.

I saw him at the supermarket last week.
We went to Mexico two years ago.

Slide 12 - Slide

Oefenen
Exercise 29 
page 20 Activity book B
timer
2:00

Slide 13 - Slide

Flash Cards/ Boards
  • I will  give you all a part of a sentence.( a word ) 
  • Work together to arrange a correct English sentence.
  • Stand in the front of the class in the correct order so that the sentence makes sense.
Duplo blokken / Tic tac candy?

Slide 14 - Slide

Verder oefenen....
Exercise 30
page 21 Activity book B
timer
5:00

Slide 15 - Slide

Wat ging goed tijdens het oefenen?

Slide 16 - Open question

Wat vind ik nog lastig aan de woordvolgorde?

Slide 17 - Open question

Present Continuous
De bezigheidsvorm / de duurvorm

To be + verb +ing

" Today we are learning grammar."

Slide 18 - Slide

Present Continuous
Je gebruik de duurvorm om te zeggen 
  • dat iets nu aan de gang is  (of)
  • dat iemand nu iets  aan het doen is

maar ook .....
  • om te praten over afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd/plaats al vast staat.

Slide 19 - Slide

Present Continuous
I am doing the dishes. 

  • persoonvorm  = I
  •  werkwoord 'to be' = am
  • infinitive + ing = doing
  • object = the dishes

Slide 20 - Slide

Present Continuous
Let op: Spelling

  • soms verandert de spelling als je - ing toevoegt.
bij een werkwoord dat eindigt op -e, 
zoals bake, valt die -e weg
bake = baking

Slide 21 - Slide

Present Continuous
Let op: Spelling

  • bij werkwoorden van een lettergreep met een korte klinker zoals stop, sit, run en chat
wordt de medeklinker verdubbeld om de klank te behouden

> stopping , sitting, running, chatting

Slide 22 - Slide

present continuous + not

Slide 23 - Slide

Present continuous or not?

Slide 24 - Slide

Practice / Oefenen
Exercise 31 
page 21 Activity book B

Slide 25 - Slide

Answers Exercise 31
  1. am meeting
  2. is driving
  3. are going
  4. is taking
  5. am not coming
  6. is playing
  7. is starting
  8. are visiting 

Slide 26 - Slide

Let's practice together.....
Exercise 32 
page 22 Activitybook B

Slide 27 - Slide

Next lesson
Thursday 2nd June 2022

Woordjes Toets
pages1 81 -83

Slide 28 - Slide

Extra time....... ? 
  • Woordjes leren
  • Grammar oefenen online
  • Word order handout

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link