Hoofdstuk 3.1 Energie omzetten

Hoofdstuk 3: Energie
§ 1: Energie omzetten
1 / 15
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 3: Energie
§ 1: Energie omzetten

Slide 1 - Slide

Vorige les
  • Welke vormen van warmteverlies kunnen er plaatsvinden?
  • Hoe kan je warmteverlies tegen gaan?
  • Welke manieren van isoleren zijn er? 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Energieomzetters
  • Stroomdiagram
  • Soorten energie
  • Rekenen met Joule
  • Energie meten
  • Energie en vermogen

Slide 3 - Slide

Welke zijn beide energieomzetters?
A
Boeken en ramen
B
Water en zonlicht
C
Pennen en dynamo's
D
Staafmixers en gloeilampen

Slide 4 - Quiz

Welke energieomzetting vindt plaats bij het koken van water in een waterkoker?
A
Chemische energie --> warmte
B
Elektrische energie --> warmte
C
Bewegingsenergie --> warmte
D
Stralingsenergie --> warmte

Slide 5 - Quiz

Welke energieomzetting vindt plaats in een kerncentrale?
A
Bewegingsenergie --> chemische energie
B
Zwaarte-energie --> Elektrische energie
C
Kernenergie --> elektrische energie
D
Kernenergie --> chemische energie

Slide 6 - Quiz

Energieomzetters
Nemen één soort energie op en zetten dit om in een of meer andere soorten energie

Slide 7 - Slide

Energie-stroomdiagram

Slide 8 - Slide

Soorten energie
  • Chemische energie
  • Bewegingsenergie
  • Elektrische energie
  • Stralingsenergie
  • Zwaarte-energie
  • Veerenergie/ elastische energie
  • Warmte energie
  • Kernenergie

Slide 9 - Slide

Energie meten
Energie meet je in Joule (J)
1 kilojoule = 1 kJ = 1000 J = 10^3 J
1 megajoule = 1 MJ = 1 000 000 J = 10^6 J
1 gigajoule = 1 GJ = 1 000 000 000 J = 10^9 J
1 terajoule = 1 TJ = 1 000 000 000 000 J = 10^12 J


Slide 10 - Slide

Rekenvoorbeeld
Een tankauto kan 40 000 liter benzine vervoeren. 1 liter benzine levert ongeveer 33 MJ aan energie. Hoe groot is de totale energie van de lading?
33 MJ = 33 x 10^6 Joule
33 x 10^6 Joule x 40 000 liter = 1,32 x 10^12 Joule
1,32 x 10^12 J = 1,32 TJ

Slide 11 - Slide

Opgenomen vermogen
Hoeveel energie een energieomzetter in 1 seconde gebruikt
Watt = Joule/seconde --> 1 W = 1 J/s

Slide 12 - Slide

Rekenvoorbeeld
Als Jeroen thuis komt, zet hij de thermostaat omhoog. De cv-ketel (24 kW) brandt daarna 10 minuten op vol vermogen. Hoeveel warmte levert de cv-ketel in die tijd?
E = P x t
P = 24 kW = 24 x 10^3 W
t = 10 minuten = 600 s
E = 24 x 10^3 W x 600 s = 14 400 000 J
14 400 000 J = 14, 4 x 10^6 J = 14,4 MJ

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken
  • Lees hoofdstuk 3.1 (blz. 42 t/m 45)
  • Maak opdracht: 3, 5, 7, 8, 9 en 10

Slide 14 - Slide

Afsluiting
  • Wat zijn energieomzetters?
  • Welke soorten energie zijn er?
  • Huiswerk opdracht:  

Slide 15 - Slide