wk 06: les 3

Woensdag 10 februari - H2c (online les)
  • 10 minuten stillezen in Geest
  • Terugblik: tijd
  • Fictie: perspectief
  • Aan de slag!



timer
10:00
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woensdag 10 februari - H2c (online les)
  • 10 minuten stillezen in Geest
  • Terugblik: tijd
  • Fictie: perspectief
  • Aan de slag!



timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je...
...geleerd welke rol tijd kan spelen in een verhaal.
...in een groepje Geest besproken.


Slide 2 - Slide

Deze les ga je...
...de 4 vertelperspectieven herhalen.

Slide 3 - Slide

Begrippen jaar 1

fictie / non-fictie
realistisch / niet realistisch
genres
personages
hoofdpersonen / bijfiguren: helper/tegenstander
medespelers/ figuranten
vertelperspectief
leeservaring
beoordelingswoorden
mening/ argumenten

Begrippen jaar 2

spanning
setting

tijd: vertelde tijd, chronologisch/niet-chronologisch, terugverwijzing, vooruitverwijzing, flashback

open einde /gesloten eind

Slide 4 - Slide

Tijd

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Vertelde tijd
Verteltijd
Chronologisch
Niet-chronologisch
Flashback
Flash forward
De tijd die in het verhaal verstrijkt.
Leestijd.
Op volgorde van tijd
"overmorgen-vandaag-morgen"
Terugblik
Vooruitblik

Slide 7 - Drag question

Vertelperspectief
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

1. Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

2. Personaal vertelperspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 8 - Slide

Vertelperspectief
3. Auctoriaal vertelperspectief
Dit is een alwetende verteller, die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar hij weet alles van alle personages en gebeurtenissen.

4. Wisselend perspectief 
Als een schrijver kiest voor het ik-perspectief of het hij- of zij-perspectief, dan kunnen verschillende personages elkaar afwisselen als hoofdpersoon en/of verteller.


Slide 9 - Slide

Kijk naar de volgende korte film 'Raak'


Vragen:

  1. Beschrijf de setting (= tijd + ruimte)
  2. Bij wie ligt het perspectief?
  3. Wat kom je te weten over de hoofdpersonen?
  4. Wat kun je zeggen over de vertelvolgorde? (chronologisch, niet-chronologisch, terugverwijzing, vooruitwijzing, flashback)

Slide 10 - Slide

0

Slide 11 - Video

Aan de slag!
Maak de vragen op de volgende slides
12 t/m 29

Slide 12 - Slide

Hoe weet je in welke tijd het verhaal speelt?
De historische tijd kun je aflezen aan:

  • Jaartal
  • Historisch figuur (bijv. Philips II van Spanje  --> 16e eeuw)
  • Historische gebeurtenis (bijv. De val van de muur in Duitsland  --> 1989)
  • Gewoontes, voorwerpen, kleding en eten (bijv. hoge hoed ->  vooral eerste helft 19e eeuw; bijv. Volkswagen Polo --> sinds wanneer geproduceerd? --> 1975 of later)
  • Omgeving (bijv. het gebouw Beeld en Geluid in Hilversum --> wanneer gebouwd? --> 2006 of later)

  • Tijdloze verhalen: Er was eens …..

Slide 13 - Slide

Wat is de historische tijd van dit fragment? “De ochtend gloor helder en koud, met iets tintelends in de lucht dat op het einde van de zomer duidde. Ze vertrokken met de dageraad om getuige te zijn van een onthoofding, twintig man in totaal. Bran reed tussen hen in, een en al nerveuze opwinding. Voor het eerst was hij oud genoeg bevonden om zijn heer vader en broers te vergezellen, om te zien hoe in naam des konings de gerechtheid werd voltrokken.”George R. R. Martin. (1996). Het lied van IJS en Vuur, Het eerste boek. Spel der tronen, p. 19.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Welk perspectief zie je bij het fragment van Sherlock Holmes?
A
alwetende verteller
B
personaal/hij-zij
C
ik-vertelperspectief

Slide 16 - Quiz

Wat is de historische tijd?
“Jochem stuurt appjes en selfies, meer dan normaal, want hij moet in beeld zien te blijven bij zijn vrienden.”
Daan Remmerts De Vries. (2017). Geest, 64

Slide 17 - Open question

Slide 18 - Slide

Lees het fragment op de vorige slide. Hier is sprake van een...
A
Terugverwijzing
B
Vooruitwijzing
C
Flashback
D
Flashforward

Slide 19 - Quiz

Leg uit wat het verschil is tussen verteltijd en vertelde tijd.

Slide 20 - Open question

Wat wordt bedoeld met chronologische volgorde?

Slide 21 - Open question

'Ik liep naar het lokaal toe. Ik wist toen al dat ik een 8 voor de toets zou gaan halen, zo goed had ik geleerd.'
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetend perspectief
D
meervoudig perspectief

Slide 22 - Quiz

Welke 4 perspectieven zijn er in verhalen?

Slide 23 - Open question

Een chronologisch verteld verhaal kan flashbacks bevatten
A
Niet waar
B
Waar

Slide 24 - Quiz

Een chronologisch verhaal kan tijdssprongen bevatten
A
Niet waar
B
Waar

Slide 25 - Quiz

Een flashforward en een vooruitwijzing zijn hetzelfde
A
Niet waar
B
Waar

Slide 26 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik weet welke 4 vertelperspectieven er zijn.
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik weet welk vertelperspectief in Geest wordt gebruikt.
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik weet welke 4 vertelperspectieven er zijn.
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quiz

Einde van deze les
Goed gedaan!

Je mag nu verder
lezen in Geest


                  
 
                   
 
                     
  
                  
 
Leesplanning Geest
Week 3   
Les 1+2    1-35
Les 3    36-70
Week 4
Les 1+2    71-110
Les 3    111-150
Week 5
Les 1+2    151-175
Les 3    175-199
Week 6 
Les 1+2    200-235
  Les 3    235-272
Week 7 
 E-toets Fictie Blok 1-5 + Geest   

Slide 30 - Slide