Opdracht 4 Een gezinsbudget

H1 O4 een gezinsbudget
1 / 39
next
Slide 1: Slide
MAVOSecundair onderwijs

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

H1 O4 een gezinsbudget

Slide 1 - Slide

Welke inkomsten kan je krijgen als gezin?

Slide 2 - Open question

Waaraan geven gezinnen geld uit?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat zijn de 3 grootste inkomstbronnen van een gezin volgens de grafiek?

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Alimentatie
Uitkering voor tijdskrediet
Leefloon
Schooltoelage
Wedden en lonen
Kindergeld of groeipakket
Geld dat je kunt krijgen van de overheid om je
te helpen je studiekosten te betalen.
Het geld dat je verdient door te werken.
Je krijgt van het OCMW een leefloon wanneer
je inkomen te laag is om van te leven en je die
situatie niet kunt veranderen.
Het geld dat je krijgt van de overheid, per
kind, om je te helpen met de kosten die bij de
opvoeding van een kind horen.
Een financiële bijdrage aan de kosten,
om te voorzien in het levensonderhoud
van de kinderen, en/of de partner na een
echtscheiding.
Een uitkering van de overheid bij een
loopbaanonderbreking om het loonverlies te
compenseren.

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Link

Terugkerende inkomst
Toevallige inkomst
huur-opbrengst
Erfenis
Kinder-
bijslag
Winst bij een kansspel
Loon
Terugbetaling gezondheids-zorgen

Slide 10 - Drag question

Vaste uitgave
Variabele uitgave
Uitzonderlijke uitgave
Abonnement internet
Kledij
Vakantie
Aankoop wagen
Huur van een woning
Bood-schappen
School-rekening
Bus-abonnement
Filmticket

Slide 11 - Drag question

werkschrift p 19 - 21 
timer
6:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

voor en nadelen van lenen

Slide 14 - Slide

Opdracht 5

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video


Sparen duurt te lang. Je kunt beter lenen en afbetalen. Dan kun je meteen kopen wat je wilt hebben.
Eens
Oneens

Slide 17 - Poll


Geld lenen is gevaarlijk, omdat je niet weet 
of je de schuld wel kan terugbetalen.
Ja
Nee

Slide 18 - Poll


Wie van jullie spaart?
Ik spaar voor iets wat ik heel graag wil (hebben).
Sparen? Ik kom altijd geld tekort!
Ik spaar, maar weet niet precies waarvoor.
Ik hoef niet te sparen, want ik krijg alles wat ik wil (hebben).

Slide 19 - Poll


Waar spaar jij voor, 
of zou je voor willen sparen??

Slide 20 - Open question


Hoe kun je zorgen 
dat je meer spaart?

Slide 21 - Open question

Spaartips
Open een spaarrekening.
Zet iedere week of maand geld op de spaarrekening.
Veel kleine beetjes maken groot.
Maak een overzicht van inkomsten en uitgaven.
Kun je ergens op besparen?
Praat er thuis over dat je spaart, 
en waarvoor je spaart.

Slide 22 - Slide


Leen je wel eens geld van iemand?
Ik heb nog nooit geld geleend.
Ik leen wel eens geld van mijn ouders.
Ik leen wel eens geld van een vriend of vriendin.

Slide 23 - Poll


Leen je wel eens geld uit aan iemand?
Nee, nooit
Soms wel, aan een vriend of vriendin
Soms wel, aan (één van) mijn ouders

Slide 24 - Poll


Stel: je smartphone die je op afbetaling hebt 
gekocht, laat je na 2 maanden op de grond vallen. 
De telefoon is helemaal stuk. Moet je dan de 
resterende termijnen van je lening doorbetalen?
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quiz

Wat bedoelen ze met de uitspraak: 'Geld lenen kost ook geld.'

Slide 26 - Open question

Hoeveel % van de Vlaamse gezinnen betaalt een woning af?
A
72%
B
90%
C
33%

Slide 27 - Quiz

Hoeveel betalen Vlaamse gezinnen maandelijks af aan een woonlening?
A
1109 euro
B
1009 euro
C
909 euro
D
899 euro

Slide 28 - Quiz

Hoeveel % van de Vlamingen betaalt een autolening af?
A
70%
B
56%
C
31%

Slide 29 - Quiz

Vlamingen lenen enkel voor een woning of een wagen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Video

Verbind elk woord met de correcte omschrijving. 

Slide 32 - Slide

Een lening
Rente of intrest
Schuld
de vergoeding die je moet betalen als je geld hebt geleend. Als je zelf geld aan iemand hebt geleend, is dat het extra bedrag dat je van de lener krijgt. Leen je iemand 1000 euro en vraag je daar 100 euro vergoeding voor, dan is die 100 euro de rente. Die persoon moet jou dan niet 1000 euro terugbetalen, maar 1000 euro + rente = 1100 euro in totaal. (Vaak wordt rente uitgedrukt in een % (percentage). Je betaalt bijvoorbeeld 5 % rente op het totale bedrag dat je leent.)
een geldbedrag dat door iemand wordt verstrekt aan iemand anders op
voorwaarde dat het later terug wordt betaald. Vaak wordt daar een vergoeding in de vorm
van rente voor betaald.
het bedrag van je lening dat je nog moet terugbetalen. Als je 1000 euro geleend
hebt en daarvan al 100 euro hebt terugbetaald, dan is je schuld 900 euro.

Slide 33 - Drag question

Slide 34 - Slide

Wat zijn de redenen waarom mensen hun lening niet meer kunnen afbetalen?

Slide 35 - Mind map

Slide 36 - Link

Welke belangrijke tip geeft de dame
op het einde mee, zodat je niet in moeilijkheden komt?

Slide 37 - Open question

Geld lenen kost geld (en geluk)
Je betaalt rente over de schuld.
Je moet de schuld altijd terugbetalen.
Mensen lenen steeds opnieuw om nog meer spullen te kopen.
Een schuld maakt ongelukkig.
Soms moeten mensen geholpen worden om uit de schulden te komen.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video