Hoofdstuk 3 Werk en Werkloosheid

Herhaling Hoofdstuk 2
Les 1
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling Hoofdstuk 2
Les 1

Slide 1 - Slide

Bereken de i/a-ratio op basis van de volgende gegevens:

Slide 2 - Open question

Leidt de vergrijzing tot een daling of een stijging van de i/a-ratio?
A
Daling, want er zijn relatief minder actieven
B
Stijging, de ontvangers nemen toe
C
Stijging, de actieven betalen voor meer inactieven
D
Daling, de betalers nemen af

Slide 3 - Quiz

Wat gebeurt er met de i/a-ratio als de arbeidsproductiviteit verdubbelt?
A
De i/a-ratio stijgt
B
De i/a-ratio daalt
C
De i/a-ratio verandert niet

Slide 4 - Quiz

Leerdoelen
1. Voor- en nadelen kunnen noemen van een collectieve arbeidsovereenkomst t.o.v. een individuele arbeidsovereenkomst (voor de werkgevers en werknemers).

4. Het belang van de organisatiegraad van werknemers kunnen uitleggen.

5. Het meeliftersgedrag van niet-vakbondsleden kunnen uitleggen.


Slide 5 - Slide

CAO
CAO: (Collectieve ArbeidsOvereenkomst ) Een overeenkomst over de arbeidsvoorwaarden die gelden voor iedereen die in het bedrijf of in de bedrijfstak werkt.
  • Overeenkomst door onderhandelingen tussen           werkgeversbonden en werknemersvakbonden.
  • Betere arbeidsvoorwaarden

Slide 6 - Slide

Organisatiegraad neemt af
Organisatiegraad = aantal (vakbonds)leden : totale aantal werknemers
Dit kan je uitrekenen voor een vakbond, maar ook een bedrijf of land.

Vb: België telde in 1970 een beroepsbevolking van 10mln.
Reken het totale aantal vakbondsleden in België in 1970 uit.

Organisatiegraad is 42% van de beroepsbevolking -> 10mln x 0,42 = 4,2 mln mensen.




Slide 7 - Slide

Verplicht lid van een vakbond?
CAO geldt voor alle werknemers, maar ook voor diegene die niet lid zijn van een vakbond.
  • Free-ridergedrag / meeliftersgedrag
  • De hoeveelheid georganiseerde werknemer = organisatiegraad

Slide 8 - Slide

Vb.
Door de vakbond ligt het loon van Peter €25,- per maand hoger.
Lidmaatschap vakbond kost €15,- per maand

Slide 9 - Slide

Keuzemenu (10 min)
BEKIJK JE LEERDOELENKAART VAN H3
Keuze 1: nog oefenen met Leerdoelen 1, 4 & 5 (lees de stof en uitleg door, maak opdrachten 3.2, 3.3, 3.17, 3.18, 3.19, 3.21

Keuze 2: werk aan leerdoelen 2, 3 & 6 

Slide 10 - Slide

Wanneer het lidmaatschap van een vakbond verplicht zou zijn...

I kunnen vakbondsleden niet meer voorgetrokken worden tegenover niet-vakbondsleden.

II zijn er in ieder geval geen meelifters meer.
A
Bewering I is juist, bewering II is onjuist
B
Beide bewerkingen onjuist
C
Beide bewerking juist
D
Bewering I is onjuist, bewering II is juist

Slide 11 - Quiz

In een bepaalde bedrijfstak zijn
80 duizend mensen werkzaam, waarvan er 25 duizend aangesloten zijn bij een vakbond.
Wat is in deze bedrijfstak de organisatiegraad?
A
10%
B
26,7%
C
31,3%
D
67,3%

Slide 12 - Quiz

De afspraken over bijvoorbeeld stijging van het loon gelden ook voor de werknemers die geen lid zijn van een vakbond.

Deze werknemers hebben dus wel de baten (van de cao), maar niet de lasten (contributie vakbond). Dit noemen we?

Slide 13 - Open question

Afsluiting
1. Voor- en nadelen kunnen noemen van een collectieve arbeidsovereenkomst t.o.v. een individuele arbeidsovereenkomst (voor de werkgevers en werknemers).


4. Het belang van de organisatiegraad van werknemers kunnen uitleggen.

5. Het meeliftersgedrag van niet-vakbondsleden kunnen uitleggen.

Slide 14 - Slide