3.1 Het nationaal socialisme

De Tweede Wereldoorlog
Par. 3.1 Het nationaal socialisme
1 / 34
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 34 slides, with text slides.

Items in this lesson

De Tweede Wereldoorlog
Par. 3.1 Het nationaal socialisme

Slide 1 - Slide

  • Tijdvak: Tijd van de wereldoorlogen
  • 1900-1950

  • Periode: moderne tijd
  • Vanaf 1800


Slide 2 - Slide

Invalshoeken
  • Economisch: 
  • Wat zijn de middelen van bestaan? 
  • Leven mensen van de jacht, landbouw, industrie?
  • Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
  • Geld
 

Slide 3 - Slide

Invalshoeken
  • Politiek-bestuurlijk: 
  • Bestuur: is het land een koninkrijk, keizerrijk of een republiek?
  • Wie is de baas? 
  • Welke regels en wetten zijn er?
 

Slide 4 - Slide

Invalshoeken
  • sociaal: 
  •  Leefomstandigheden van mensen.
  •  Sociale lagen. 
  • Standen.
  • Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk? 
  • Leven de mensen in de stad of op het platteland?

Slide 5 - Slide

Invalshoeken
  • cultureel
  • Gaat vooral over:
  • geloof 
  • kunst 
  • wetenschap

Slide 6 - Slide

Betrouwbaarheid van bronnen
Hoe weet je of een bron betrouwbaar is?
• Bevat de bron vooral feiten (hoe meer feiten, hoe betrouwbaarder) of ook meningen?

• Wat weet je over de maker van de bron: afkomst, beroep, godsdienst, politieke ideeën, sociale laag?



Slide 7 - Slide

Betrouwbaarheid van bronnen
Hoe weet je of een bron betrouwbaar is?
• Leefde de maker in de tijd waar de bron over gaat (ooggetuige verslag = betrouwbaarst)? Of leefde de maker veel later (=minder betrouwbaar: maker kan dingen vergeten zijn)?

• Is de maker misschien partijdig?


Slide 8 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat de belangrijkste ideeën van de nationaalsocialisten waren.
  • Je kunt uitleggen op welke manier Hitler aan de macht kwam.
  • Je kunt uitleggen dat Duitsland na 1933 een totalitaire staat werd.
  • Je kent de begrippen en jaartallen.

Slide 9 - Slide

De nazi-ideologie
  • Na WOI waren veel Duitsers boos over het Verdrag van Versailles.
  • Stukken land en kolonies kwijt, hoge herstelbetalingen.
  • Economie herstelde langzaam en grote werkloosheid.
  • Democratische regering kreeg de problemen niet opgelost!

Slide 10 - Slide

De nazi-ideologie
  • 1920 Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP).
  • Adolf Hitler werd al snel de leider.
  • Het nationaalsocialisme combineerde het fascisme van Mussolini met racisme en fel antisemitisme (Jodenhaat).

Slide 11 - Slide

De nazi-ideologie
Ideeën nationaalsocialisme, afgekort nazi's.
  • één partij en één leider (fuhrer).
  • nationalisme.
  • militarisme.
  • anticommunisme.
  • racisme en antisemitisme.

Slide 12 - Slide

De nazi-ideologie
Ideeën nationaalsocialisme, afgekort nazi's.
  • racisme en antisemitisme.

De nazi’s geloofden dat zij ‘Germanen’ waren, een superieur ‘ras’ dat blond haar en blauwe ogen zou hebben.

Dit ‘ras’ mocht niet worden verzwakt door vermenging met zogenaamd ‘lagere’ mensensoorten, zoals Joden en Roma en Sinti.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hitler komt aan de macht
  • Na het uitbreken van de economische wereldcrisis in 1929 werd de NSDAP steeds groter.
  • Hitler beloofde een einde te maken aan de economische crisis, werkloosheid en de 'schande van Versailles'.

Slide 15 - Slide

Hitler komt aan de macht

Slide 16 - Slide

Hitler komt aan de macht
  • Nazi's maakten gebruik van propaganda, bijv. via de radio.

  • Veel werklozen, middenstanders en eigenaren van grote bedrijven stemden op Hitler.

Slide 17 - Slide

Hitler komt aan de macht
  • Veel werklozen, middenstanders en eigenaren van grote bedrijven stemden op Hitler.
  • Juli 1932 NSDAP grootste partij.
  • 30 januari 1933 Hitler Rijkskanselier (minister-president).

Slide 18 - Slide

Hitler komt aan de macht
  • Kort daarna werd de Rijksdag, parlementsgebouw in Berlijn, in brand gestoken.
  • Hitler gaf de schuld aan de communisten.
  • Vrijheid van meningsuiting en persvrijheid werd afgeschaft.

Slide 19 - Slide

Hitler komt aan de macht
  • Middels intimidatie laat Hitler het parlement een machtigingswet aannemen.  
  • Hitler kan daardoor zonder het parlement beslissingen nemen.
  • Vanaf maart 1933 had Hitler de onbeperkte macht.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Leven in nazi-Duitsland
  • Alle andere politieke partijen werden verboden. 
  • Politieke tegenstanders opgesloten in concentratiekampen.
  • De SA (knokploeg), politie en de Gestapo (geheime dienst) hielden burgers in de gaten.

Slide 22 - Slide

Leven in nazi-Duitsland
  • Media was ook in handen van de nazi's: bepaalden de inhoud van kranten, films en radio.
  • Kunstenaars mochten alleen werken als zij lid waren van de Reichskulturkammer (nationaalsocialistische beroepsbeweging).

Slide 23 - Slide

Leven in nazi-Duitsland
  • Verenigingen en vakbonden ook in handen van de nazi's.
  • Jeugd kon alleen maar lid worden van de Hitlerjugend.  
  • Met indoctrinatie werden kinderen opgevoed tot goede nationaalsocialisten. 
  • Hoe dan?

Slide 24 - Slide

Hitlerjugend
  • Via de Hitlerjugend.
  • Kinderen/ jongeren onder druk gezet om lid te worden.
  • Nazi-ideeën aangeleerd, zoals sterven voor vaderland een eer.
  • Jongens leerden met wapens omgaan, marcheren, vlotten bouwen, kamperen, etc.

Slide 25 - Slide

Hitlerjugend
  • Onderlinge competitie met wedstrijdelement om winnaarsmentaliteit te creëren. 

Slide 26 - Slide

Hitlerjugend
  • Jongens werden ook voorbereid op het leven als Duitse soldaat.
  • Later in de oorlog nam de Hitlerjugend ook taken van het leger over. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Hitlerjugend
  • Voor de meisjes was er de Bund Deutscher Mädel.
  • Leerden koken, verplegen en kinderen verzorgen.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Onderwijs
  • Ook via het onderwijs werden kinderen geïndoctrineerd met de ideeën van de nazi's. 
  • Leraren met andere ideeën werden ontslagen.
  • Bij biologie werd bijv. de rassenleer behandeld.
  • Bij geschiedenis werden Duitse helden besproken.

Slide 31 - Slide

Leven in nazi-Duitsland
  • Duitsland is een totalitaire staat geworden.
  • Een staat waarin 1 persoon of een kleine groep de volledige controle heeft over het land.

Slide 32 - Slide

Leven in nazi-Duitsland
  • Tot halverwege jaren 30 waren de meeste Duitsers blij met Hitler.
  •  Hij zorgde voor werk door bijv. de opbouw van het leger en de aanleg van snelwegen.
  • En Hitler stopte met het Verdrag van Versailles, dus ook met de herstelbetalingen.
  • Goed voor de economie!
  • Werkende vrouwen werden ontslagen.
  • In 1933 was nog 30% van de Duitsers werkloos, in 1936 minder dan 7%.

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Link