Rekenen 3F H3

• Rekenen
• ISK

rekenen 3F

Hoofdstuk 3 breuken

Breuken bestaan uit...

1. Boven en onder
2. Teller en noemer
3. Naam en achternaam
4. Vier cijfers

noemer

teller

Wat zegt de teller van een breuk?

1. In hoeveel stukken de hele is verdeeld.
2. Hoeveel stukken van de breuk je hebt.

Wat zegt de noemer van een breuk?

1. In hoeveel stukken de hele is verdeeld.
2. Hoeveel stukken van de breuk je hebt.

3/5 is een breuk.

In deze breuk is de 5

1. de noemer
2. de teller

Breuken vereenvoudigen

Je maakt de getallen kleiner.

Je gaat de teller en de noemer door hetzelfde getal delen. 

Maak de getallen zo klein mogelijk. 

Soms kan het vaker dan 1x! 

Breuken vereenvoudigen is de breuk:

1. Groter maken
2. Kleiner maken
3. -
4. +

Vereenvoudig de breuk
12/16

1. 1/2
2. 2/4
3. 3/4
4. 3/6

Ik vereenvoudig de breuk .... zo veel mogelijk.

De breuk wordt dan

1. 1/2
2. 2/3
3. 3/7
4. 6/14

Ongelijknamige breuken

Maar wat doe je met ongelijknamige breuken?

Dus bijvoorbeeld:

1/4 + 1/2= 

Maak er eerst gelijknamige breuken van!

gelijknamig maken

Je maakt de noemer van de breuken gelijk

1/2 + 1/4 = 

Ik wil de noemers beide 4 maken.

2/4 + 1/4 = 3/4

Maak de breuken gelijknamig:
1/4 en 1/8

1. 2/8 en 1/8
2. 1/4 en 2/4
3. 8/32 en 4/32
4. 2/12 en 2/12

Maak de breuken gelijknamig:
1/2 en 1/3

1. 2/5 en 2/5
2. 1/2 en 2/2
3. 3/6 en 2/6
4. 2/3 en 1/3

Sommen maken met breuken

Je maakt de breuken altijd eerst gelijknamig!

reken uit

1. 4/10
2. 4/8
3. 5/8
4. 7/8

reken uit

1. 4/10
2. 7/8
3. 4/8
4. 7/16

reken uit

1. 14/8
2. 4
3. 16/3
4. 32/12

reken uit

1. 6/12
2. 2/15
3. 1/5
4. 1/3