This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Introduction
In deze les herhalen de leerlingen zaken die zij geleerd hebben op de basisschool. Dit om de voorkennis te activeren.
- Onderwerp van een zin
- Het lidwoord
- Het zelfstandig naamwoord
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
START
- wat weet je nog over het werkwoordelijk gezegde?
taalverzorging grammatica
Slide 2 - Slide
ZINSDELEN
werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin die samen iets over het onderwerp zeggen, noem je het werkwoordelijk gezegde (wg).
Slide 3 - Slide
ZINSDELEN
werkwoordelijk gezegde
Soms is het werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord
(de persoonsvorm), soms zijn het er meer. Bijvoorbeeld:
- Leonie kijkt naar buiten.
- Leonie heeft naar buiten gekeken.
- Leonie wil graag naar buiten kijken.
Slide 4 - Slide
ZINSDELEN
werkwoordelijk gezegde
De persoonsvorm is altijd onderdeel van het
werkwoordelijk gezegde.
werkwoordelijk gezegde =
persoonsvorm + alle andere werkwoorden
Slide 5 - Slide
OPDRACHT
In de volgende zinnen bestaat het werkwoordelijk gezegde uit één woord ( de persoonsvorm).
Noteer steeds het werkwoordelijk gezegde.
Slide 6 - Slide
De zus van Dick vertrekt naar het buitenland.
Slide 7 - Open question
Aan de wand hangen een paar posters.
Slide 8 - Open question
Gjalt stuurt Boris een mailtje.
Slide 9 - Open question
In dat huis wonen nieuwe mensen.
Slide 10 - Open question
De boot naar Vlieland komt zo.
Slide 11 - Open question
OPDRACHT
In de volgende zinnen bestaat het werkwoordelijk gezegde
uit meerdere woorden
(de persoonsvorm + alle andere werkwoorden).
Noteer steeds het werkwoordelijk gezegde.
Zet de persoonsvorm steeds voorop!
Slide 12 - Slide
In het Guinness Book of Records zijn vreemde records opgeschreven.
Slide 13 - Open question
Een man kan bijvoorbeeld 121 T-shirts over elkaar aantrekken.
Slide 14 - Open question
De familie Yang heeft een enorme zeepbel geproduceerd.
Slide 15 - Open question
Een vrouw heeft 30 jaar haar nagels laten groeien.
Slide 16 - Open question
Een jongen kan ballonnen opblazen met zijn neus.
Slide 17 - Open question
Zou jij ook met een records in het Guinness Book of records willen staan?