Vul aan. Kies uit: bewoonbaar - een baan - licht - gasbollen - zon - planeet - heel ver weg - dichtbij
Sterren kun je zien omdat ze .................................... geven.
Planeten kun je zien omdat ze door de .................................................... worden beschenen.
Sterren zijn gloeiend hete .............................................................
De ............................................... is een ster.
Sterren zijn niet ......................................................... . Sommige planeten, zoals de aarde, wel.
Planeten bevinden zich wel in ......................................................... rond een ster.
De aarde is een ........................................... .
Sterren staan ............................................................... van ons in de ruimte.
Planeten staan veel .............................................................