Grammatica 2vwo

1 / 18
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Hoe voel je je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Een nieuw zinsdeel:
Voorzetselvoorwerp
Waar denk je aan?
timer
0:30000

Slide 3 - Open question

timer
0:30
Voorzetsels

Slide 4 - Mind map

Voorzetselvoorwerp (vv)
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel bij zich: 
--> rekenen op, twijfelen aan, uitzien naar

In zinnen met zulke werkwoorden heet het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel, het voorzetselvoorwerp



Slide 5 - Slide

Voorbeelden
1. De scouts zien al weken uit naar het kampeerweekend in Drenthe.
2. De politici zullen zich neerleggen bij de uitslag van de verkiezingen.
3. De burgemeester wijt de dijkdoorbraak aan slecht onderhoud.
4. Elias was erg blij met zijn baan als politieagent.

Slide 6 - Slide

Zo vind je het VV
1. Noteer pv, ow, wg/ng
2. Kijk of er een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord is met een vast voorzetsel
3. Het zinsdeel dat begint met het vaste voorzetsel is het voorzetselvoorwerp

Slide 7 - Slide

Dus... de volgorde van ontleden

1. pv
2. ow
3. wg/ng
4. lv
5. mv
6. vv
7. bwb

Slide 8 - Slide

Even oefenen
1.  Wandelsporters moeten zorgen voor goed schoeisel en waterdichte kleding.

2. Op het besluit van de commissie wilde de woordvoerder niet vooruitlopen.

Slide 9 - Slide

VV?
Waarom twijfelen veel mensen toch altijd aan onze goede bedoelingen?

Slide 10 - Open question

VV?
Bij zijn benoeming sprak de professor over digitalisering in het onderwijs.

Slide 11 - Open question

VV?
Tegen al deze nadelen zullen die paar voordelen volgens mij niet opwegen.

Slide 12 - Open question

VV?
De autohandelaar drong bij de koper sterk aan op contante betaling.

Slide 13 - Open question

De winterjas beschermde ... 
De medewerkers ontfermen zich ... 
Je cijfers vergelijken ...
De archeologen zoeken ... 
over
tegen
met
naar

Slide 14 - Drag question

Wat is de volgorde bij het benoemen van zinsdelen?
Persoonsvorm
Onderwerp
Wg/ng
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Voorzetselvoorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Drag question

Ontleed de volgende zin door woorden naar de goede zinsdelen te slepen. Er kunnen meerdere woorden bij één zinsdeel staan.

WWG: werkwoordelijk gezegde
OND: onderwerp
LV: lijdend voorwerp
MV: meewerkend voorwerp
BWB: bijwoordelijke bepaling
VZV: voorzetselvoorwerp
WWG
OND
LV
MV
BWB
VZV
Je
moet
iemand
nooit
op
zijn
uiterlijk
beoordelen.

Slide 16 - Drag question

Je ziet hieronder werkwoorden waar een vast voorzetsel bij hoort. Sleep het werkwoord naar het vaste voorzetsel.
(vanaf het voorzetsel vormt zich dus een voorzetselvoorwerp)
op
voor
van
in
(iemand) aanspreken
betrekking hebben
commentaar hebben
aandacht hebben
zich inzetten
een zwak hebben
walgen
overtuigd zijn
geïnteresseerd zijn
bedreven zijn

Slide 17 - Drag question

Hoeveel heb je geleerd vandaag?
010

Slide 18 - Poll