oefenvragen ecologie 3basis

Oefenvragen ecologie 3basis
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Oefenvragen ecologie 3basis

Slide 1 - Slide

basisstof 1 
fotosynthese en verbranding 


Slide 2 - Slide

Wat is Fotosynthese?
A
Fotosynthese is het proces waarmee een plant voedsel en zuurstof maakt.
B
Bij Fotosynthese word koolstofdioxide omgezet in planten
C
Fotosynthese is het proces waar glucose in zuurstof en water veranderd
D
Fotosynthese is het proces waarbij planten glucose bakken

Slide 3 - Quiz

+
+
-->
Fotosynthese:
+
.........
........
.........
..........
........

Slide 4 - Drag question

Waar vindt fotosynthese plaats? 
Fotosynthese

Slide 5 - Drag question

Waar vindt verbranding plaats? 
Verbranding

Slide 6 - Drag question

Fotosynthese vindt alleen plaats in?
A
lichaamscellen
B
bladgroenkorrels
C
schimmeldraden
D
in de lucht

Slide 7 - Quiz

Bladgroenkorrels zitten in?
A
in bloemen van planten
B
lichaamscellen die roze zijn bevatten cellen met bladgroenkorrels
C
in alle cellen van planten zitten bladgroenkorrels
D
In groene delen van planten zitten plantencellen met bladgroenkorrels

Slide 8 - Quiz

Bij verbranding...
A
verbruik je energie
B
krijg je energie
C
kost energie
D
kom energie vrij

Slide 9 - Quiz

Je lichaam maakt energie met de verbranding in cellen. Wat is verbranding?
A
zuurstof + koolstofdioxide --> energie + glucose
B
glucose + zuurstof --> energie + koolstofdioxide + water
C
water + glucose --> energie + zuurstof + koolstofdioxide

Slide 10 - Quiz

Maak de reactievergelijking van verbranding kloppend.
+
+
  _______>
verbranding
koolstofdioxide
zuurstof
water
glucose

Slide 11 - Drag question

Fotosynthese
Verbranding

Slide 12 - Drag question

Hoe neemt je lichaam zuurstof op? Dus hoe komt zuurstof in je bloed?
A
Via de huid
B
Via de longen
C
Via de neus
D
Via het hart en bloedvaten

Slide 13 - Quiz

zuurstof is nodig bij de verbranding, dus zuurstof is een brandstof
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Energierijke stoffen 
Energiearme stoffen 
glucose 
water 
zuurstof 
koolstofdioxide
mineralen 

Slide 15 - Drag question

basisstof 2 
Eten of gegeten worden 

Slide 16 - Slide

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 17 - Quiz

een voedselketen begint altijd met een:
A
producent
B
reducent
C
consument

Slide 18 - Quiz

Je ziet hier een voedselketen.
Is deze voedselketen juist weergegeven?
timer
0:20
A
Ja
B
Nee

Slide 19 - Quiz

Tekst
Welke term hoort bij de plaatjes
kringloop
voedselketen
voedselweb

Slide 20 - Drag question

Welke organismen zitten in voedselketens en voedselwebben?
A
alleen consumenten
B
producenten, consumenten en reducenten
C
alleen reducenten
D
producenten en consumenten

Slide 21 - Quiz

1) Wie is in dit voedselweb de alleseter?


2) Uit hoeveel schakels bestaat de langste voedselketen?



Slide 22 - Drag question

basisstof 3 
Organismen en hun leefomgeving 

Slide 23 - Slide

Zet de niveaus van ecologie van klein naar groot.           (1 = de kleinste, 3 = de grootste)
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3

Populatie

ecosysteem

individu

Slide 24 - Drag question

Voorbeeld van:
A
individu
B
populatie

Slide 25 - Quiz

Sleep naar juiste afbeelding
Ecosysteem
Biotisch
Abiotisch

Slide 26 - Drag question

voorbeeld van:
A
abiotische factor
B
biotische factor

Slide 27 - Quiz

voorbeeld van:
A
abiotische factor
B
biotische factor

Slide 28 - Quiz

Abiotische factoren
Biotische factoren

Slide 29 - Drag question

Wat is van invloed op een populatiegrootte?
A
hoeveelheid voedsel
B
natuurlijke vijanden
C
ziekte verwekkers
D
A, B en C

Slide 30 - Quiz

basisstof 4 
Aanpassingen bij dieren 

Slide 31 - Slide

Snavels bij vogels

Deze vogel heeft een snavel om een grotere prooi te vangen.

Deze vogel kan met zijn snavel goed zaadjes open maken
d

Deze vogel zeeft het water op zoek naar kleine diertjes en plantjes.

Met deze snavel kan de vogel insecten uit boomschors halen.
Deze vogel kan bodemdiertjes uit de grond pikken 

Slide 32 - Drag question

Wat eet je met welke snavel?

Slide 33 - Drag question

Welke snavel hoort bij welke set poten?

Slide 34 - Drag question

zoolganger
teenganger
hoefganger

Slide 35 - Drag question

deze poten zijn van een?
A
steltloper
B
loopvogel
C
roofvogel
D
watervogel

Slide 36 - Quiz

Welke dieren zijn gestroomlijnder?
A
landdieren
B
waterdieren

Slide 37 - Quiz

Deze dieren hebben een zwaar skelet om hun lichaamsgewicht te kunnen dragen
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 38 - Quiz

basisstof 5 
Aanpassingen aan planten

Slide 39 - Slide

waar leeft deze plant?
A
In een droge omgeving
B
In een natte omgeving

Slide 40 - Quiz

Een gatenplant bloeit in het voorjaar. De plant heeft grote, donkergroene bladeren. Wat voor een plant is dit?
A
een zonplant
B
een schaduwplant

Slide 41 - Quiz

Wat is/zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 42 - Quiz

Een plant heeft stekels in plaats van bladeren, waar is dit een aanpassing voor?
A
Weinig water
B
Veel water
C
Weinig mineralen
D
Veel voedsel

Slide 43 - Quiz

De lepelplant is een populaire kamerplant. Deze plant komt oorspronkelijk uit een vochtig milieu.
Welke aanpassing heeft deze plant
A
grote platte bladeren en een groot wortelstelsel
B
grote platte bladeren en een klein wortelstelsel
C
klein dikke bladeren en een klein wortelstelsel
D
klein dikke bladeren en een groot wortelstelsel

Slide 44 - Quiz

Soorten zijn aangepast aan bijvoorbeeld de beschikbaarheid van water
Welke aanpassing hoort bij welke soort?
dikke vetlaag
plant slaat geen water op
stengel is hol
stekels
groot wortelstelsel
klein wortelstelsel

Slide 45 - Drag question

Aanpassing aan een levende invloed
Aanpassing aan een niet-levende invloed
Dikke vacht
Dunne vacht
Snavel voor soort voedsel
Gifstoffen zodat de plant niet wordt opgegeten
Zwemvoeten 
Aanpassing aan weinig licht

Slide 46 - Drag question