K3S 29-03 Past Simple Present Perfect

Verleden tijd
Past simple
Present perfect
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verleden tijd
Past simple
Present perfect

Slide 1 - Slide

Past Simple
De past simple is de simpele verleden tijd. Deze vorm gebruik je als iets in het verleden is gebeurd en nu ook is afgelopen. Vaak staat er een tijdsaanduiding in de zin.

I walked to school yesterday.
She bought a new phone last week. 

Slide 2 - Slide

Hoe maak je de Past Simple?
De past simple kun je op 2 manieren maken. Dit heeft te maken met het soort werkwoord.

I talk        -   I talked
I make    -   I made

Slide 3 - Slide

Hoe maak je de Past Simple?
De past simple kun je op 2 manieren maken. Dit heeft te maken met het of het woord regelmatig of onregelmatig is. 

- Regelmatig = vaste manier van werkwoord vervoegen
- Onregelmatig = eigen vorm

Slide 4 - Slide

Past Simple regelmatige werkwoorden
Bij regelmatige werkwoorden maak je de past simple door +ed achter het werkwoord te zetten.

call       -  called
talk       -  talked
play      -  played

Slide 5 - Slide

Past Simple regelmatige werkwoorden
Uitzonderingen spellingsregels:
- Als een werkwoord al op een -e eindigt dan komt er alleen maar een -d achter.
Live     -   lived

- Als een werkwoord op een klinker en een -y eindigt dan vervang je die door -ied.
cry       - cried

Slide 6 - Slide

Wat is de verleden tijd van:
want

Slide 7 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
carry

Slide 8 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
care

Slide 9 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
try

Slide 10 - Open question

Past Simple onregelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen unieke vorm in de verleden tijd. Deze moet je uit je hoofd leren. 

De lijst met onregelmatige werkwoorden heb ik via magister naar jullie gestuurd. Het 2e rijtje is de Past Simple.


Slide 11 - Slide

Wat is de verleden tijd van:
catch

Slide 12 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
do

Slide 13 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
drink

Slide 14 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
fight

Slide 15 - Open question

Wat is de verleden tijd van:
fly

Slide 16 - Open question

Kort samengevat:
De past simple gebruik je als iets in het verleden is gebeurd en ook is afgelopen. Vaak staat er een tijdsaanduiding in de zin. 

Bij regelmatige werkwoorden maak je de past simple door +ed achter het werkwoord te zetten.
Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm die je uit je hoofd moet leren.

Slide 17 - Slide

Present Perfect

Slide 18 - Slide

Wanneer gebruik je de Present Perfect?
De present perfect gebruik je als je het hebt over iets wat in het verleden begonnen is en wat nu nog doorgaat of waar je nu nog het effect van ziet.
In het Nederlands hebben wij hier geen aparte werkwoordsvorm voor.

I have lived here since 2002                 -  Ik woon hier al sinds 2002.
She has worked there for 4 years.     -  zij werkt daar al 4 jaar.
I have studied very hard so I                 - Ik heb hard geleerd en dus mijn toets
passed my test.                                             gehaald.

Slide 19 - Slide

Hoe maak je de Present Perfect?
Ook de present perfect maak je door een soort 'formule' te volgen. Namelijk:
Have/has + voltooid deelwoord

Slide 20 - Slide

Hoe maak je de Present Perfect?
Ook de present perfect maak je door een soort 'formule' te volgen. Namelijk:
Have/has + voltooid deelwoord

Stap 1: Kijk wie of wat het onderwerp is en kies have of has. 
Has
gebruik je bij he/she/it en have gebruik je bij de rest.

Stap 2: Maak het voltooid deelwoord van het werkwoord.

Slide 21 - Slide

Hoe maak je het voltooid deelwoord?
Het voltooid deelwoord kun je op 2 manieren maken. Dit hangt er weer van af of het werkwoord regelmatig of onregelmatig is. 

Regelmatig: werkwoord + ed

Onregelmatig: Eigen vorm. (zie 3e rijtje van de lijst met onregelmatige werkwoorden)

Slide 22 - Slide

voorbeeld present perfect
Have/has + voltooid deelwoord
 I _______________ football since I was 5. (to play)

1. Kies uit have of has.
I __have _______ football since I was 5. (to play)

2. Maak het voltooid deelwoord van het werkwoord.
I __ have played _ football since I was 5. (to play)


Slide 23 - Slide

Vul de present perfect in:

They ________ some mistakes. (to make)

Slide 24 - Open question

Vul de present perfect in:

My sister _______ to Australia. (to be)

Slide 25 - Open question

Vul de present perfect in:

We ______ many games together. (to play)

Slide 26 - Open question

Kort samengevat
Vorm
Wanneer gebruik je het?
Hoe maak je het?
Past Simple
Iets is in het verleden gebeurd en afgelopen
Regelmatige ww: +ed
Onregelmatige ww: 2e rijtje
Present Perfect
Iets is het verleden begonnen en gaat nu nog door of je merkt het effect er nog van.
Have/has + voltooiddeelwoord

Slide 27 - Slide

I can't walk because I ______ my leg. (to break)
A
broke
B
have broken

Slide 28 - Quiz

My sister ______ in London last year. (to live)
A
lived
B
have lived

Slide 29 - Quiz

Bob _______ my laptop so I can't do my homework at the moment. (to borrow)
A
borrowed
B
has borrowed

Slide 30 - Quiz

My family ____ to Spain last summer. (to go)
A
went
B
have gone

Slide 31 - Quiz

Wat ga je nu doen?
Ga naar de online leeromgeving en ga via 'slim stampen' de woordjes van vocab C en D leren.

Slide 32 - Slide